United States or Oman ? Vote for the TOP Country of the Week !


'Ik wil verder! zeide Pluizer, en waar de gang eindigde, begon hij met beide handen te graven. 'Help mij, Johannes! Willoos in zijn ellende, gehoorzaamde deze en groef de vochtige, fijne aarde weg. Zwijgend en zwoegend werkten zij door, totdat het zwarte hout kwam. De pier had den geringden kop ingetrokken en was achteruit verdwenen. De oorworm liet het licht vallen en ging terug.

"Kindlief," riep de oude baljuw, "die kleine burgemeester is een kerel als een oorworm! Dat is een kerel, flink als een geweerslot, kindlief!" Maar zij, voor wie deze woorden bestemd waren, hoorde hem niet. Mijne moeder lag in haren stoel en schreide bitter.

Een verward geroep van fijne, hooge stemmetjes rees van den vrij geworden bodem op. 'Hei! wie doet dat? Wat beteekent dat? Lomperd! klonk het dooreen. Johannes zag zwarte gestalten haastig door elkaar loopen. Hij herkende den vluggen, zwarten loopkever, den glimmend bruinen oorworm met zijn fijne knijpers, pissebedden met haar ronde ruggen en slangachtige duizendpooten.

«Die is buiten in de wijde wereld, aan gene zijde van de slootantwoordde een oorworm; «zoo ver zal, naar ik hoop, geen mijner kinderen gaan; dat zou mij den dood aandoen!» «Zoo ver zal ik toch trachten te komenzei de mestkever en verwijderde zich zonder afscheid te nemen; want dat staat immers deftig. Bij de sloot trof hij verscheidene van zijn soort aan, allemaal mestkevers.

Zij daalden zwijgend, lang en diep. Waar Johannes het pad te steil werd, steunde Pluizer hem. Er scheen geen einde te zullen komen; altijd nieuwe zandkorrels, en steeds kroop de oorworm voort, zich wendend en buigend met de kronkelingen van de gang. Eindelijk werd de weg breeder en weken de wanden vaneen.

Ha, jij daar, oorworm! jouw gezicht bevalt me. Ga mede en draag het licht in je scharen! Loopkever, loop! en zoek een dwaallicht of haal een fakkel van hout, dat rottend is. De dieren kregen ontzag voor zijn gebiedende stem en gehoorzaamden. Toen daalden zij af in de wormengang. Voorop de oorworm met het lichtend hout, dan Pluizer, dan Johannes. Het was eng en duister daar beneden.

Eén ding alleen is niet waar. Dat ben je zelf, Johannes. jij bent hier niet, en je kunt hier niet zijn. En hij schaterlachte, als hij den angstigen, wezenloozen blik van Johannes bij zijn woorden zag. 'Dit is de laatste! werkelijk de laatste! 'De gang loopt dood, ik ga niet verder, zeide de oorworm knorrig.

De zandkorrels werden zwart en vochtig; boven vormden ze een gewelf, waarlangs waterdroppels glinsterende strepen trokken en waardoor boomwortels zich strekten als verstijfde slangen. Daar rees plotseling voor Johannes' blik een loodrechte wand, zwart en hoog, die de geheele ruimte voor hem afsloot. De oorworm wendde zich om. 'Ziezoo! Nu is het zaak, daar-achter te komen.

Als men van den duivel spreekt, trapt men hem op den staart, zegt het spreekwoord, en nu geloof ik, dat het waarheid bevat. Dat is immers de Heer van Vianen?" "Niemand anders. Dat kun je aan zijn trotsch en barsch uiterlijk wel zien." "Phoe, wat een gezicht. Hij kijkt als een oorworm, en hier mag men met recht zeggen: zoo heer, zoo knecht. Zie eens, wat een galgentronie die dienaar heeft."

Na den ontbijt ging hij in den tuin, ik volgde hem op de hielen. "Laat me gaan," riep hij met een gezicht als een oorworm. "Neen," zei ik, mijn hand uitstekende; "je moet niet boos zijn, Piet! Wat drommel; is nu 't woord minnekoozen een woord om boos om te worden? Als ik u was, ik zou veel boozer zijn over het woord Instituten." Pieter glimlachte pijnlijk. "Maar weetje wat!