United States or Zimbabwe ? Vote for the TOP Country of the Week !


»Wel," hernam Potgieter, door de aanmerking van Landman tans geheel in woede ontstoken, »of Landman erkent of ontkent, is me volmaakt onverschillig. Ik weet wat ik ben, en wat ik me voorgenomen heb te blijven. Ik ben voorgegaan, en heb niemand gevolgd, en ben vast besloten nimmer iemand te volgen. Gert Maritz mag wezen wat hij wil, maar na mij is hij in het land gekomen.

En nu blijkt, waarom de Heer zich de spotternijen van den Booze met zooveel gelijkmoedigheid laat welgevallen. Mephisto, deze geest die steeds ontkent, is gedwongen, het Goede te weeg te brengen, terwijl hij het Slechte wil.

Bovendien kan iemand slechter van zichzelf denken dan billijk is, wanneer hij op een gegeven oogenblik iets van zichzelf ontkent in verband met de toekomst, waaromtrent hij in het onzekere is; zooals bijvoorbeeld wanneer hij verklaart, dat hij niets zeker zal kunnen begrijpen, of dat hij niets dan verkeerde of schandelijke dingen kan begeeren of doen, enz.

HOVSTAD. Ja, en dan is hij het toch ook, die er den eersten stoot aan heeft gegeven. BURGEM. STOCKMANN. Is hij dat? Zóó? Ja, ik hoor wel eens meer dat sommige menschen dat denken. Maar ik geloof toch wel dat ik ook voor een bescheiden deel in die zaak betrokken was. MEVR. STOCKMANN. Ja zeker; dat zegt Thomas ook altijd. HOVSTAD. Maar wie ontkent dat dan, burgemeester?

God, of de substantie, bestaande uit een oneindig aantal attributen, van welke elk een eeuwig en oneindig wezen uitdrukt, bestaat noodwendig. Bewijs. Wie dit ontkent, stelle zich voor, zoo hij kan, dat God niet bestond. Ax. St. Derhalve bestaat God noodwendig. H.t.b.w. Anders.

Denkt Grotius, gelijk de scholastieken, dat het verdrag slechts de daad is, waaraan feitelijk het gemeenebest zijn ontstaan dankt, het gemeenebest of de staat, die een natuurrechtelijke instelling is, die een zedelijke verplichting is voor den mensch? Neen! De Groot ontkent openlijk het natuurrechtelijk karakter van den staat.

Voeg hierbij het aannemen van namen en bijnamen, hierbij de goddelijke eerbewijzen aan een menschenkind toegekend en daarenboven de plechtige handelingen, waarbij van staatswege ook den misdadigsten vorsten een plaats onder de goden wordt aangewezen . Dit alles is zoo uiterst dwaas, dat men aan één Democritus niet genoeg heeft om het uit te lachen. Dit ontkent zeker niemand.

Het schijnt, gij allen dronkt uit Circe's nap. Waar' hij hier ingevlucht, hij zou er zijn; En waar' hij dol, hij pleitte niet zoo kalm. Gij zegt, hij at bij u; de goudsmid hier Ontkent dit stellig. Knaap, en wat zegt gij? DROMIO VAN EPHESUS. Mijn vorst, hij at bij die daar ginds, in de' Egel. COURTISANE. Zoo is 't, en trok dien ring mij van den vinger.

Immers de definitie van elk ding be-aamt het wezen ervan, doch ontkent het niet. Ofwel zij stelt het wezen van het ding, doch heft het niet op. Zoolang wij dus letten uitsluitend op een ding zelf en niet op uitwendige oorzaken, zullen wij er niets in kunnen vinden, dat het zou kunnen vernietigen. H.t.b.w. Stelling V.

"Men gevoelt niet, dat onze voorrechten ons ook plichten opleggen en daarom ontkent men deze plichten." "Ik ken geen mensch, die strenger in de vervulling van zijne plichten is dan Lewin," zei Dolly, door den aanmatigenden toon van Wronsky aan zijn eigen tafel geprikkeld.