United States or Malawi ? Vote for the TOP Country of the Week !


En onder die dapperen verschenen in deze romans voor het geestesoog de dappersten en wijsten, die beroemde "genooten", lijfwacht en raad des Konings, wier roem de wereld vervulde: ROLAND en zijn boezemvriend OLIVIER; bisschop TURPIJN, het type van den strijdbaren geestelijke dier dagen; OGIER van Ardennen, BERNARD van Brabant, BERENGIER, hertog NAIMES van Beieren en anderen . Het geweldige en grootsche in vele dezer dichterlijke werken moest wel indruk maken op een publiek, eenvoudig van gemoed, beheerscht door dezelfde hartstochten als de personages in die verhalen.

Neem b.v. de wanhopige heldenstrijd van Roland en zijn wapengenoten bij Ronceval tegen de scharen der Saracenen of Ogier li Danois die geheel alleen zijn burcht tegen het leger van Karel de Grote verdedigt.

Elders in dat gedicht lezen wij, dat een schild wordt gekloofd als een raap . Den dapperen OGIER laat men struikelen over erwten, om hem zoo ten val te brengen . In de Couchi wordt eene veete bij een zwerende puist vergeleken. Ridder SEGHELIJN zegt van zich zelven: Ende so ic ben een quade sprute, So moet die pust breken ute. Zijn ros Glorifier eet gebraden kapoenen.

Te Rijssel in Vlaanderen liet Titelman een zekeren Robert Ogier met zijne vrouw en zijne beide zonen gevangen nemen, naar het heette, omdat zij in hunne woning godsdienstoefening hadden gehouden. Een der knapen vroeg men, of dit waar was.

De ijverzuchtige hertogin brengt eerst de burggravin, daarna den ridder tot zelfmoord en wordt zelve met den dood gestraft door haren gemaal, die dan als Tempelridder naar Palestina trekt. Deze berijmde novelle vormt den overgang tusschen den ridderroman en de riddersproke. De sage van OGIER, een der dappere "genooten" van KAREL DEN GROOTE, was hier te lande waarschijnlijk reeds vroeg behandeld.

Wel strooken met deze begeerte tot stichten de vermaningen en moralisaties, die in den Ogier zijn gevlochten, en het didactisch element in dat werk en den Seghelijn. In den laatsten roman vinden wij een tooneel, waar de held door zijne moeder BLENSEFLUER gekust wordt.

Hierop trad hij met den kapelaan uit de kamer. Na hem kwamen de volgende personen: Tancmar Van Straten, zijn geheimraadsheer; Gervaas Van Praet, zijn opperkamerling; Walter Van Lokeren, zijn hofbottelier, met dezes broeder Eustaas Frumold, Arnold en Ogier, zijne schrijvers en rekenmeesters met nog vier of vijf andere hofbedienden.

Er schijnt eenig verband te bestaan tusschen deze ballade en de Fransche romance »Ogier de Deenen Erman vertelt ons, dat zij in 1828 in Siberië in het Russisch gezongen werd. Moge 't oog verlangend stralen, Moge 't hart vergaan van wee, Nooit zal meer een stervling hooren 't Lied, dat opstijgt uit de zee.

Na deze woorden stapte hij met hen naar de poort, waar de overste hem scheen af te wachten. "Mher Ogier", zeide hij, "ziehier twee poorters die met mij uit de stad moeten gaan. De veldheer...." "Ik weet het; mij zijn daarover bevelen toegekomen", onderbrak de overste. "De stormegge is reeds opgehaald. Zie, daar opent men de poort. Vaarwel en goede reis!"

Onder hen bevonden zich Arnold en Ogier, des graven schrijvers; Bertyn en Baldwyn, zijne kamerdienaars; Godbert, zijn schenker, en de jonge Frumold, zijn schatbewaarder. Deze laatste was een dergenen, voor wier levering Burchard drie marken zilvers had beloofd; maar de moordenaars kenden hem niet.