United States or Macao ? Vote for the TOP Country of the Week !


In de tweede zaal vooral vier kleine beeldjes, naast elkaâr: de dansende Faun in Pompeï gevonden, vol rythme in de beweging zijner levendige armen en beenen; een Silenus, die iets gedragen heeft, op een support, dat een slang rondt, en, zwaar dik, omkranst, zwoegt hij nog onder zijn last, die men niet meer ziet; een sater met een wijnzak, en een Narcissus of liever Bacchus, in een luisterende houding, met vooruitgestoken wijsvinger... Het zijn vier kleine meesterstukken, die daar naast elkaâr staan, en als men, geheel gecharmeerd, den een na den ander beschouwt, is men verwonderd over dat tintelende antieke leven in klein brons, over die vier kleine bronzen oden, van een zoo zuivere en gecizeleerde kunst, als verzen van Horatius.

Hij was z'n tijd vooruit, hij was een moedig dichter, die radikaal met 't metruim, met 't rhythmus brak; hij rijmde niet met woorden, neen! hij sprak denkbeelden; hij zei z'n ziel uit in zijn sonnetten, in zijn balladen en oden, in zijn ... enfin in alles, wat hij schreef ... en als je hem zag, was zijn gelaat bezield: de vorm was voor hem echter heelemaal bijzaak, de inhoud, daar lachte hij meê hij zei spontaan z'n intens mooie gedachten zóó, als ze opwelden in zijn geweldig brein.

Dit bracht den vriendenkring in opspraak. De vader van de jonge graafjes kwam te weten in welk gezelschap zijn zoons verkeerden en ontsloeg Behrisch op staanden voet. Wolfgangs verontwaardiging uitte zich in drie "Oden", die vooral merkwaardig zijn om de huiveringwekkende beelden, waarmede de ongezonde atmosfeer van het gekunstelde en lasterende Leipzig wordt geteekend.

Doch auch des Abgrunds Nacht, Den öden Wasserraum, des Sumpflands feuchten Nebel Machst Du zum Eden mir! »Je bent dus recht gelukkig?" vroeg ik. »Indien het den Hemel niet verzoeken is, op die vraag bevestigend te antwoorden dan zeg ik volmondig: ja!" »Wacht! daar komt toch even de oude fatalistische Adam weer om den hoek gluren!

Zooveel liederen die betrekking hebben op den reislust, zooveel "Oden" aan de wolken, de stuurlieden der lucht, aan de trekvogels, de kraanvogels van Ibicus, "wandelaars nachtliederen", lofzangen op eene wandeling, op eene herfstreis of een wintertocht op herberg verblijf of tehuiskomst, op scheiden en vertrekken, zooveel poëtische vragen aan den bruisenden wind, vanwaar hij komt en waarheen hij gaat, aan de eenig landschap doortrekkende bronnen en rivieren, als in de Duitsche literatuur voorkomen, vindt men bij geen ander volk.

Den 3de April kwam onze karavaan aan den oever van de Oden, eene kleine rivier, die na eenen afstand van vijftig mijlen te hebben afgelegd, in den zeeboezem van Anabara uitloopt. Het weder was tot dusver zeer gunstig geweest, doch er kwam nu eenige verandering; het begon spoedig zwaar te regenen en het eerste gevolg daarvan was het smelten van de sneeuw. Dat duurde een dag of acht.

In dit kringetje werd Goethe schoone, poëtische jongeling, die pas een ongelukkige liefde had meegemaakt als een door den hemel gezonden vriend op de knietjes aangebeden. Hij dichtte oden op de empfindsame freules.

De geletterden kennen zijne oden van buiten; ook de lieden uit de volksklasse reciteeren gaarne de meest bekende, en bijna iedereen weet u eene of andere anekdote te vertellen, waarvan Hafiz de held is. Helaas! machtige vorst, juist deze buitensporige verkwisting heeft mij in de armoede gestort, waarin gij ziet dat ik verkeer."

De geschiedenis der japansche poëzie heeft ook hare gewijde plaatsen: als daar zijn de berg Kamo, waar Tsjoo-meï zijne oden dichtte, peinzende aan den oever eener beek; en een zeker klooster, waar een verdoolde prins nachtverblijf vond. Des morgens, bij zijn vertrek, stelde hij den prior een gedicht ter hand, als loon voor de genoten gastvrijheid.

Dit: dat, terwijl onze tijd er zoo op uit is, om alle vorige geschiedschrijvers en overleveraars beschaamd te zetten voor het minste krulletje dat zij te veel of te scheef gemaakt hebben, diezelfde eeuw alles in het werk stelt om hetgeen onder hare oogen gebeurt zooveel mogelijk opgesierd en mooigemaakt tot de nakomelingschap te brengen, Wij, die op al wat nu geschiedt medailles slaan, op alles oden maken, al het tegenwoordige ten breedsten uitmeten en zoo pittoresk mogelijk voorstellen; wij, die in de bewondering van ons-zelven schrijven en zingen en alles als in het vuurwerk onzer opgewondenheid zetten; wij, die aan alles wat het onze is eene romaneske, eene ridderlijke tint geven; wij nemen de goede voorgeslachten zoo ernstig te biecht en vallen hun zoo hard, omdat zij hier en daar de Helden en de Wijzen wat in het Held- en Wijze- zijn geholpen hebben, omdat zij hier en daar een lichtje, een bloempje, een pareltje, een gordijntje hebben aangebracht! ... Het is onbillijk.