United States or Puerto Rico ? Vote for the TOP Country of the Week !


Aan het Vuurvogeltje kan men niet slechts wegens zijn sierlijke kleuren, maar ook wegens zijn aanvalligheid en lieftalligheid veel genoegen beleven. Hoogstens in de middaguren zoekt het in het schaduwrijke loover der altijd groene boomen beschutting tegen de drukkende zonnehitte. Overigens is het bezig, zoolang de zon boven de kim staat en vliegt onverpoosd van twijg tot twijg, of trippelt met groote bedrijvigheid op de takken, op de huizen en ook op den bodem rond. Wat de snelheid van 't vliegen betreft, wordt het slechts door zeer weinige verwanten overtroffen, ongetwijfeld is geen hunner echter met een zoo rusteloozen ijver bezield. In de laatste maanden van het droge seizoen is het ruien afgeloopen; zoodra de eerste lenteregen valt, ongeveer in het begin van September, begint de voortplantingsperiode. Tot dusver waren de Vogels tot zwermen vereenigd; deze verdeelen zich nu in paren, die onbeschroomd in de dorpen en steden komen en uitzien naar een geschikte nestelplaats onder het dak van een der kegelvormige, van stroo vervaardigde huizen of van een der dobbelsteenvormige leemen hutten der inboorlingen. Hier wordt op den een of anderen geschikten grondslag een verwarde hoop van droge halmen bijeengebracht, die, een goed afgeronde, maar toch volstrekt niet zorgvuldig bekleede nestholte bevat. Ingeval van nood broedt het Vuurvogeltje op boomen of zelfs dicht bij den bodem. Het nest bevat 3

De voortplanting geschiedt in Mei. In het gebergte nestelt het paar in gaten en spleten van rotsen; in de vlakte nestelt het bijna uitsluitend in gebouwen; de hiervoor dienende gaten van muren hebben soms een wijde, soms een nauwe opening; kopstukken van balken, kroonlijsten en andere uitstekende gedeelten van het gebouw moeten echter eenigermate beschut zijn tegen de onaangenaamheden van het weder. Zeer zelden maakt het paar voor het genoemde doel gebruik van een hollen boom. Op plaatsen in het gebergte, waar kromhoutdennen en sparren alleenstaande rotsmassa's omgeven, wordt de Roodstaart soms gedurende den broedtijd een woudbewoner en nestelt op den bodem onder struiken en steenen. Enkele malen komt het voor, dat hij geen geschikte plaats om te broeden kan vinden dan binnenshuis; zoo heeft hij wel eens, alle schroomvalligheid uit het oog verliezend, in de kachel van een schoollokaal of in een brievenbus zijn nest gebouwd. Wanneer het nest in een holte gelegen is, vult het deze geheel; met meer zorg wordt het echter aangelegd, als het vrij op een balk rust. Ook hier wordt wel is waar een groote hoop wortels, plantenstengels en halmen op een ongeregelde wijze samengebracht, de nestholte wordt nu echter van binnen met vele haren en vederen zeer zacht bekleed. Hierin worden vervolgens 5

De wand van het nest is ongeveer 3 cM. dik, zijne bestanddeelen zijn uitmuntend samengeweven; de nestholte is naar verhouding diep. Het wijfje broedt op 3 of 4 betrekkelijk kleine eieren, die op grijsachtig of blauwachtig witten grond met uitvloeiende vlekken en streepjes van bloedroode, bloedbruinachtige of zwartbruine kleur bezet zijn.

De nestholte is diep, napvormig en zeer zacht gevoerd met haren en veeren, wol van planten en van dieren.

De eigenlijke nestholte is niet zeer diep, de napvormige wand is echter altijd rond en netjes bewerkt, zoodat het nest toch nog kunstig gemaakt moet heeten. Het broedsel bestaat uit 8 of 9 eieren, die op witten grond met fijne, roode stippeltjes bezaaid zijn en zeer veel gelijken op die van de kleine soorten van Meezen.

Op een buitenste laag van dorre rijsjes van sparren, zilversparren en berken, volgt een tweede laag van uiterst fijne wortelvezels en baardmos; de nestholte is met haren van Paarden en Reeën of ook wel eenvoudig met fijne blaadjes van grassen en fijne stukjes van korstmossen bekleed. Soms bevat de binnenwand ook wel paardenhaar of schapenwol.

Het nest is altijd in dicht struikgewas, bij voorkeur in doornstruiken gebouwd, van buiten van stevige wortelstokken en halmen van grassen, mos en dergelijke materialen vervaardigd, verder binnenwaarts afgewerkt met fijnere bouwstoffen van dezelfde soort, die zorgvuldig bijeengelegd en door elkander gevlochten zijn. De nestholte is gevoerd met zachte grashalmen en fijne worteltjes.

Het nest wordt in April in een kleine holte te midden van gras of van andere tot beschutting dienende kruiden en altijd op korten afstand boven den grond gebouwd. Oude stroohalmen, droge grasbladen, halmpjes zijn de bestanddeelen van den nestwand; de nestholte is met haren of met zeer fijne halmpjes gevoerd. De 4

In oorden, die rijk zijn aan struiken, is de ondiepe holte, die de eieren zal bevatten, onder een struik gelegen, in andere oorden tusschen hooge grassen of korenhalmen, in ieder geval op een plaats, die zoo goed verborgen is, dat het altijd moeite kost, het nest te vinden. Vele soorten bekleeden de nestholte met eenige rijsjes of ook wel met veeren, andere laten dit na.

Gewoonlijk broedt hij tweemaal, in gunstige zomers ook wel driemaal. Het half bolvormige nest wordt op hooge boomen of struiken in een stevigen gaffel of dicht bij den stam gebouwd en, al naar de gesteldheid van de omgeving, van zeer verschillende stoffen vervaardigd. Dorre rijsjes en worteltjes, kweek, droge halmen en wortels van grassen vormen de onderlaag, waarop een laag fijnere stoffen van dezelfde soort volgt, gewoonlijk gemengd met groene, op den bodem geplukte bladmossen of korstmossen of ook wel met propjes wol. Voor het bekleeden van de nestholte dienen eenige uiterst fijne worteltjes en halmpjes, waarop en waartusschen haren van Paarden, Herten en Reeën liggen en waarmede soms ook wel kleine vlokjes van dierlijke wol saamgeweven worden. Tegen het einde van April vindt men het eerste, in Juni het tweede, in het begin van Augustus het derde broedsel in het nest. Het bestaat uit 4