United States or Hungary ? Vote for the TOP Country of the Week !


De Boeli werd ongeduldig. "Nu zal ik je antwoorden", mompelde hij, en tegelijkertijd zwaaide hij zijn knots met beide handen. Naraoe, verborgen tusschen de vrouwen en de matten, hoorden den slag vallen, en huiverde. Toen rees de doodszang, en hij wist, dat het lichaam van zijn beminden zendeling naar den oven gesleept werd toen hij hoorde zingen: "Sleep mij zachtjes. Sleep mij zachtjes."

Naraoe vloog het naaste huis binnen, trachtend zich te verbergen tusschen de vrouwen en de matten; maar John Starhurst sprong onder de knots door en sloeg zijn armen om den hals van zijn beul. Van uit dit strategisch punt begon hij te betoogen. Hij betoogde om zijn leven, en hij wist het; maar hij was niet ontdaan of bang. "Het zou niet goed voor u zijn mij te dooden", zei hij tegen den wilde.

"Neen, maar kostbaarder dan walvischtanden is de " "Het is gewoonte tusschen opperhoofden om walvischtanden te sturen," onderbrak de Boeli. "Je opperhoofd is òf een gierigaard, óf jij bent een dwaas, om met leege handen in de bergen te komen. Zie, een grootmoediger mensch is je vóór." Terwijl hij dat zei, liet hij den walvischtand zien dien hij had aangenomen van Erirola. Naraoe kreunde.

Niet dan nadat John Starhurst en Naraoe naar bed waren gegaan kroop Erirola het huis van het dorpshoofd binnen, en overhandigde hem, na een diplomatieke redevoering, den walvischtand. Het oude dorpshoofd hield den tand heel lang in zijn handen. Het was een mooie tand, en hij wilde hem erg graag hebben. Ook raadde hij het verzoek dat er achter zat.

Aan het einde van den tweeden dag van zijn tocht, rustte John Starhurst in het dorp van een opperhoofd, Mongondro genaamd, aan den bovenloop van de Rewa. Hij dacht den volgenden morgen te voet verder te gaan, vergezeld door Naraoe, naar de wazige bergen, die nu, dichterbij gekomen, groen en fluweelig waren. Mongondro was een zacht gehumeurd klein oud kereltje die zich rustig bewoog.

Vroeg in de morgenschemering was John Starhurst op de been, schrijdend over het boschpad in zijn groote leeren laarzen, achter hem aan de trouwe Naraoe, hij zelf achter een naakten gids aan, die hem geleend was door Mongondro om den weg te wijzen naar het volgende dorp, dat om twaalf uur bereikt werd. Hier kwam een nieuwe gids den weg wijzen.

Ook vereenigde hij zich wel in gebed met Naraoe, een inlandschen hulpprediker, die zeven jaren lang Lotoe geweest was, aan één stuk door sinds den dag dat hij van den heeten oven gered was door Dr. James Ellery Brown, voor den geringen prijs van honderd stokken tabak, twee katoenen dekens, en een groote flesch pijndooder.

Naraoe kreunde onder de wroeging en de verwijten die hij zichzelf deed. De woorden van het oude lied spraken de waarheid. Hij was de lafaard, en voor hem bleef er niets over dan te gaan vertellen wat er gebeurd was. Hij woog honderd en tien pond. Zijn haar was kroezig als van een neger, en hij was zwart. Hij was eigenaardig zwart. Hij was niet blauw-zwart of paars-zwart, maar pik-zwart.

Voorwaar, de Heer was met hem, dat Hij een zwak, gebroken schepsel als Naraoe zóó tot daden wekte. "Maar ik ben zonder kracht en geest, de zwakste van 's Heeren vaten," legde Naraoe uit, den eersten dag in de kano. "Je moet geloof hebben, meer geloof," berispte de zendeling hem. Er voer nog een andere kano de Rewa op dien dag. Maar ze bleef een uur achter, en zorgde dat ze niet gezien werd.

Vlug, jonge mannen, ga den zendeling tegemoet op het pad. Drie of vier is genoeg. Zorg dat je de laarzen ook meebrengt." "Het is te laat", zei Erirola. "Luister! Hij komt er aan." John Starhurst, met Naraoe dicht op zijn hielen, brak door het dichte hout, en verscheen met groote schreden op het tooneel.