United States or Cambodia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daar was een prachtige avondmaaltijd aangericht, en tot diep in den nacht vermaakte de ridder met zijn dolle, dwaze en ongerijmde redeneeringen het gansche gezelschap. Tegen den volgenden dag, wanneer het betooverd menschenhoofd zijne kunsten vertoonen moest, had Don Moreno verschillende bevriende families genoodigd.

Zie maar, beste heer, tot zelfs de dartele straatjeugd in deze stad kent mijn persoon en moet zeker ook met mijne roemrijke daden bekend wezen." "Natuurlijk, en dat is ook geen wonder," antwoordde Don Moreno hoogst ernstig, schoon hij moeite had zijn lachlust te onderdrukken.

Don Moreno trad nu echter achteruit en zeide: "De hier door mij genomen proeven overtuigen zeker iedereen, dat de toovenaar, wien ik dit hoofd afkocht, mij niet heeft bedrogen. Wie nog lust heeft, eene vraag te doen, trede nader." Oogenblikkelijk trad eene jonge vrouw op het hoofd toe en vroeg: "Wat moet ik doen, om recht schoon te worden?" "Wees goed en deugdzaam," luidde het antwoord.

"Daar er geen ander middel bestaat, toont dan in 's hemelsnaam wat gij kunt, mijne heeren!" zeide hij glimlachend. "Ik zal mij, met uw goedvinden, tot kamprechter opwerpen." De beide ridders dankten Don Moreno en maakten zich tot den aanval gereed. Don Quichot riep de bescherming van zijne Dulcinea in, en nam hierop nog een weinig meer veld, daar hij zag, dat zijne tegenpartij datzelfde deed.

Ik zal hetzelfde doen, en dan mag in Sint Pieters naam de kamp beginnen." Terwijl de beide ridders hunne plaatsen innamen, naderde Don Moreno met verscheiden vrienden en vroeg, om welke reden de tweekamp wezen zou. De ridder van de zilveren maan verklaarde hem dat, en wijl Don Moreno dadelijk eenige guiterij vermoedde en geen groot gevaar voor zijn gast vreesde, liet hij de zaak haar vrijen loop.

Daar was niemand onder, die iets van het eigenlijke geheim van dat hoofd wist, dan twee jonge ridders, aan wie Don Moreno het ontdekt had. Het was een kunstwerk, dat van een vindingrijkheid en vernuft getuigde, die ieder versteld deden staan. De eerste, die het oor van het hoofd naderde, was Don Moreno zelf.

Op die tafel stond een reusachtig menschenhoofd van metaal, waarop Don Moreno zijn gast al dadelijk opmerkzaam maakte. "Dit hoofd, heer," sprak hij, "is vervaardigd door een der grootste toovenaars, die ooit op aarde bestaan hebben. Het bezit de eigenschap van op iedere vraag, die men het in het oor zegt, te antwoorden, en het doet mij leed, dat ik u hier niet oogenblikkelijk van overtuigen kan.

Hier nu stond de persoon, die de antwoorden had te geven. Om de gedane vragen te verstaan legde hij zijn oor aan de opening van de buis, en hij antwoordde door zelf in de buis te spreken. Een neef van Moreno had zich, na nauwkeurig van alles onderricht te zijn, met de rol van het orakel belast en die, gelijk wij gezien hebben, uitmuntend volgehouden. Verscheiden dagen verliepen.

Don Moreno vernam dat eerst, toen hij in al de logementen der stad naar hem vroeg, hem vond en de volgende opheldering van hem verkreeg: "Gij moet weten, mijnheer, dat ik Sanson Carrasco heet en een landsman van onzen ridder Don Quichot ben.

Na het ontvangen van deze toezegging wierp de ridder der zilveren maan zijn paard om, maakte voor Don Moreno en zijn geleide eene beleefde buiging en reed heen in galop. Onderwijl werd de gevelde dolende ridder van den grond opgetild, zijn gelaat ontdekt en hem de helm afgenomen. Hij droop van zweet en was doodsbleek.