United States or Tonga ? Vote for the TOP Country of the Week !


De eerste pogingen en de eerste verbonden. In de omstreken van den Moerdijk, tusschen Dordrecht en Breda, ontrolt zich een eigenaardig landschap. De Maas, die pas zich verbonden heeft met den linkerarm van den Rijn, den Waal, omringt daar in een net van nauwe kanalen tal van kleine eilanden, welke er door een reuzenhand schijnen gestrooid te zijn.

Frans en de Franschman kwamen er ook, en, al was het Nederlandsch nu ook al niet zoo goed, als dat van een onderwijzer, en al haperde er hier en daar wel eens wat aan het Fransch, met geduld en goeden wil kan men bergen verzetten. Dat ondervonden deze twee ook. Den 13den Maart was Frans jarig. Hij zou dan veertien jaren oud worden. En weet je wat hij op dien dag van mijnheer Moerdijk kreeg?

"Neen, meneer, die was muziekmeester en gaf les aan de kinderen!" "Dat is wat anders! En hoor je graag muziek?" "Jawel, meneer!" Toen Frans dat gezegd had, ging mijnheer Moerdijk naar een hoek van de kamer, waar een kast stond. Frans dacht ten minste, dat het een kast was, maar bij nader inzien bleek het, dat het een piano was. Hij nam toen een stoeltje en sloeg zes toetsen te gelijk aan.

Geen oogenblik liet hij verloren gaan en, als hij thuis was, hielp mijnheer Moerdijk hem altijd aan zijn lessen, zoodat hij weldra de knapste leerling van de geheele school was. Ja, ja, als men maar wil, kan men het ver brengen. Eens op zekeren dag zei mijnheer Moerdijk: "Hoor eens, Frans, ik hoor je tegenwoordig niet meer op de viool krassen, doe je daar niet meer aan?"

Intusschen ben ik in mijne jeugd meermalen met boos weer op de Moerdijk geweest en het is misschien daaraan toe te schrijven, dat ik van die lastige zeeziekte ben verschoond gebleven. Als ik U echter de ware reden moet zeggen: ik schaamde mij om zeeziek te worden in de tegenwoordigheid van een man als den Luitenant-admiraal onzen gastheer, op wien ik U wel verzoek uw glas te ledigen.

"Lieve, lieve Frans!" riep de oude vrouw. "O, mijn jongen, wat maak je me gelukkig!" "God zegene je, Frans!" sprak nu mijnbeer Moerdijk en tranen sprongen uit zijn oogen. zegene je! Jongen, jongen, wat een gelukkige dag!"

En die volkseigene taalregels, die de zelfden zijn noord en zuid van den Moerdijk, de zelfden aan Schelde en Rijn, aan Maas en IJssel, die zijn het juist, volgens welke de nederlandsche geslachtsnamen geformd zijn. De geslachtsnamen toch zijn rechtstreeks uit den mond van het eigenlike volk voortgekomen; zy danken hunnen oorsprong onmiddellik aan de spraakmakende gemeente.

Doch zich omkeerende, zag hij den knaap stilletjes de tranen, die hem langs de wangen liepen, wegmoffelen. "Meneer, dat was mooi, o, dat was mooi!" riep Frans. Mijnheer Moerdijk stond een poosje in gedachten en zei toen: "Mooi, zoo, is het mooi geweest? Ja, dat zie ik; want je hebt gehuild. Goed, goed, maar jij moet naar school, hoor! Ik zal er wel eens met je moeder over praten.

Hij spoort tot aan den Moerdijk, stoomt tot Rotterdam, begeeft zich van daar met den Hollandschen trein naar Den Haag, waar hij nog in 't voorbijgaan 't een en ander wil gaan kijken, terwijl hij zijn koffer, met een behoorlijk adres voorzien, naar Amsterdam vooruit zendt. Hij houdt zich in de Hofstad eenige uren op en rijdt met den laatsten trein naar Amsterdam.

Een half uurtje later kwam hij weer terug, maar nu netjes aangekleed. Hij had een dikken wandelstok in de hand en zei: "Ga mee, Frans!" en deze volgde gewillig. Weldra waren ze op straat, doch geen woord werd gesproken, tot ze op een pleintje voor een groot gebouw stilstonden. "Wat staat daar boven de deur?" vroeg mijnheer Moerdijk en wees met zijn stok naar het gebouw.