United States or Laos ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dal bezit wel is waar eene kapel en zelfs eene zeer fraaie kapel; maar de predikant van Moel begeeft zich niet derwaarts, dan wanneer hij daartoe aangezocht wordt en dan nog slechts voor bijzondere plechtigheden, die niet tot de openbare behooren. Deze laatsten moeten te Moel voltrokken worden, volgens het besluit van den kerkeraad.

Ik meen toch...." Hij ging niet verder. Sylvius Hog wees naar Hulda en beduidde den broeder met een gebaar, dat hij zoo spoedig mogelijk bij zijne zuster terug moest zijn. Op dit oogenblik werd een geluid, nog slechts weinig hoorbaar, op den weg naar Moel vernomen. Allen luisterden met inspanning.

Den daarop volgenden gingen zij naar Moel en naar het Tinnermeer. Eens bleven zij zelfs volle vier en twintig uren uit. Zij hadden toen hun uitstapje tot Bambel uitgestrekt, waar professor Sylvius Hog kennis maakte met den pachter Helmboë en met diens dochter Siegfrid, die hare arme vriendin Hulda zoo hartelijk mogelijk ontving en haar met de meeste teederheid trachtte te troosten.

Misschien verzekerde hij haar, dat de dag reeds vastgesteld kon worden, dat de predikant van Moel zoude komen om hunnen echt in te zegenen in de bescheiden houten kapel, waarvan de toren boven een dichte groep boomen uitstak en die op weinige honderden schreden van de herberg van vrouw Hansen gelegen was.

Hij gevoelde, dat dit voortdurend uitblijven zijne argumenten van voorheen van onwaarde maakte. »Ik vertrek morgen naar Christiania, Joël," zeide hij. »Zorg, dat ik een karretje heb. Gij moet mij tot Moel begeleiden, waarna gij dadelijk naar Dal kunt terugkeeren." »Ja, mijnheer Sylvius," antwoordde Joël, »maar wenscht gij niet, dat ik u nog verder begeleiden zal?" »Neen," zei de professor. »Niet?

»Neen, Joël strekt thans een reiziger tot gids naar het Tinnermeer, en...." »Welnu, en?" »En, daar hij zeer laat vertrokken is, geloof ik niet dat hij voor morgen te Dal terug zal kunnen zijn." »Neen, daarvan heeft hij mij niets gezegd.... Hij zal dus te Moel overnachten?" »Ongetwijfeld moet hij dat, moeder, tenzij hij...." »Tenzij. Nu, ga voort.... Waarom aarzelt gij, Hulda? Tenzij...."

Misschien zou dat voldoende zijn om de nasporingen, die omtrent het lot van de Viken gedaan zouden worden, met oordeel te doen plaats hebben. De overtocht naar Bergen geschiedde zeer voorspoedig en in de kortst mogelijke tijdsruimte. Sylvius Hog zond bij aankomst te Moel zijn metgezel met het karretje terug.

»Het zij zoo," sprak Ole Kamp met een zucht. »Dan dien ik mij te onderwerpen; maar het zal van mij niet afhangen en het ongeluk zou mij al zeer moeten vervolgen, wanneer ik niet binnen het jaar terug zal zijn, om mijne Hulda naar de kerk van Moel te geleiden, alwaar onze herder, dominé Andresen wel niet weigeren zal ons huwelijk in te zegenen, en zijne beste en vurigste gebeden voor ons beider geluk naar den Hemel op te zenden."

Hij moet Moel niet verlaten, zonder mij gesproken te hebben. Wij zullen dan te zamen naar Dal terugkeeren." »Dat 's afgesproken, vrouw Hansen." »Wilt gij een borrel brandewijn? Die zal bij dit frissche weer smaken. Wilt ge?" »Met genoegen, vrouw Hansen, en ik ben u zeer dankbaar voor het aanbod."

»Ik u verlaten!.... U, die ik als mijne kinderen beschouw!... Hoe is het mogelijk?.... Hoe komt gij op die gedachte?...." riep Sylvius Hog uit. Joël stelde voor hem te vergezellen. Maar, daar hij de beide kinderen zelfs niet wilde laten vermoeden, dat hij naar Bergen ging, veroorloofde hij den jongeling niet verder dan tot Moel met hem mede te gaan.