United States or Christmas Island ? Vote for the TOP Country of the Week !


Breyn ook de gedachten, vgl. 1578; zie hersens. Vgl. 1070. "bevaen met minnen" in 't Mned. Wdb. Over 'met' = door, Delbrück, Abl. Loc. Instrum. im... Deutschen, S. 51. Onverlet, on + verlet, van verletten, vgl. Kil. verletten, omittere, praetermittere: Et impedire, interpellare, et differre, procrastinare. Vgl. "De buerte spreeckt 'er van; en desen onvermindert.

Kil. tijdverdrijf, oblectamentum, delectamentum, dilitiae. Mned. Wdb. i. v. bovensweven. Houten of ivoren kleppers, die de vorm hadden van twee grote op elkaar passende notedoppen, waren door een band aaneengebonden, die men om de vingers wond. Door de andere vingers snel langs de randen van de kleppers te laten strijken, ontstaat een klikkend geluid, dat de dansrythmus aangeeft.

De negen-koppige slang, de Hydra, een monsterleeuw bij Nemea, het Erymantiese zwijn, de Cretensiese stier versloeg hij. 684. duyden = strekken, vgl. de 2e betekenis van het intransitief dieden in het Mned. Woordenb., welke die van "strekken" nadert, b.v. Vgl. baten, dienen: "Indien men recht gebruyckt den luyster der agathen, Het sal het jonge paar tot vrede konnen baten."

230. geest, een persoon van geest, iemand met voortreffelike hoedanigheden, vgl. Ned. Wdb. IV dl. kol. 728/9. en 't fra. esprit. 242. jaren, in de praegnante zin van jonge jaren, jeugd: van nature de vrolike tijd. 243. genieten, vgl.: Wie ist die oyt met eene schoot Een schans of ander slot genoot? vgl. Gloss. Granida; Mned. Wdb. 245. spruyt, van bomen; kruyt, kruiden; sap, drank, en pappen.

Ooit van zijn leven, een adverbiale accus. Vgl. "heb ik mijn leven!" Vgl. Warenar 1053, var. Mned. Woordenb. 1169. opgetogen, gespannen, ingespannen. Maiombe wikte ernstig haar droevige toestand. Vgl. 739, 751. "Hy is die ware liefde plant: Als vader van den echten bant." Vgl. van Helten, Vondels Taal II, § 212. Voor het duitsch: E. Bernhardt, Zs. f. D. Phil., 1903, 145.

1572. geleerste, plur. zonder n;, vgl. eenige, ervarenste 1566, voorlede 1592, geleerde 1606, groote 1628, e. a. Zie Vondels Taal I, § 100, 105, p. 110. Mned. Spraakl. § 308, 309, 311. Vgl. vooral E. D. Baumann, Van Beverwijck in leven en werken geschetst blz. 134 vv. De meeste gezaghebbende medici bleven tegenspartelen; en zelfs heftig bestrijden.