United States or Liechtenstein ? Vote for the TOP Country of the Week !


Toen Leeghwater zijn Meerboek schreef, was hij zes en zestig jaren oud: hoe lang hij hierna nog leefde is mij niet gebleken; maar in 1649 was hij nog in leven, blijkens de laatste bladzijde van zijne kleine Kronijk. Hij was echter reeds in den jare 1654 overleden, want op den titel der uitgave van dat jaar staat: in zijn leven Ingenieur en Molenmaker in de Rijp .

Uit dit voorberigt zou men dus opmaken, dat deze bedenkingen zonder voorkennis, immers zonder medewerking van Coleveldt zijn uitgegeven. Hoe dit zij, de bedenkingen van Coleveldt werden door Leeghwater in den 4den en volgende drukken van zijn Meerboek bestreden. Dit werkje van Velsen vond zoo veel belangstelling, dat nog in hetzelfde jaar 1727 van hetzelve een tweede druk in het licht kwam .

Nog ben ik verscheidene malen verzocht, en ben ook geweest op onderscheidene Meren, Polders en Moerassen, zoo in Holland, Vriesland, Embderland als in andere omliggende landen en plaatsen, om zoodanige werken mede te helpen in goede orde te brengen, hetwelk al te lang zou wezen om te verhalen, willende het voor dezen tijd daar nu bij laten rusten en mij voegen tot de navolgende artikelen en onderwerpen en alzoo met mijn Meerboek voortgaan, om het tot een goed einde te brengen.

Bij de voornoemde afstammelingen van den beroemden man is zijne nagedachtenis nog in eere: behalve een exemplaar van het Meerboek en van de kleine Kronijk, zijn aan mij, namens den voornoemden Heer Jan C. Honig, door bemiddeling van den Heer van Gilse, ter hand gesteld: . Het origineele Octrooi van den jare 1605. De bovenvermelde, met de pen vervaardigde, eigenhandige teekening.

Alzoo nu mijn Meerboek bijna geëindigd is, en naar mijn oordeel deze stof voldoende is afgehandeld, zal ik nog eens tot het voorgaande terugkeeren, en stellen hier nog drie gedichten op het bedijken van de Haarlemmer Meer. Alzoo ik, Jan Adriaansz.

Om nu weder tot mijn voorgaand onderwerp, het bedijken van de Meer, te komen. Zoo iemand lust heeft mijn Meerboek door te lezen, zal hetzelve hem kundig maken, hoe men die groote schade kan voorkomen en verhoeden, en ook hoe men die treffelijke voordeelen en beneficiën, met Gods hulp, kan vinden en bekomen.

De afbeelding is naar eene teekening van J. de Keyser en gegraveerd door J. Lamsveld; onder dezelve staan de volgende niet zeer dichterlijke regels van J. J. Schipper . Ook in den 2den en 3den druk van het Meerboek wordt de afbeelding van Leeghwater niet gevonden. Waarschijnlijk verscheen zij het eerst in den 4den of 5den druk.

De spelling heb ik naar de thans in gebruik zijnde gewijzigd. Het Lofdicht van Heyndrik Albertsz., dat voor het Meerboek gevonden wordt, heb ik weggelaten, omdat het geene kunstwaarde bezit. Om dezelfde reden heb ik de gedichten, die Leeghwater in en achter zijn werk gevoegd heeft, niet overgenomen, omdat zij wel van 's mans rijmlust, maar geenszins van zijne dichterlijke bekwaamheid getuigen.

Waren de bedijkers van al die Meren, welke ik in mijn Meerboek heb opgeteld, zes en twintig in getal, bij den aanvang, al verzekerd van eenen goeden uitslag? welke Meren nu alle drooggemaakt en tot land gekomen zijn. Waren de Bewindhebbers der O. I. Compagnie al verzekerd, toen zij hunne zaken het eerst aanvingen? Ik denk neen.

Leegwater, dit mijn Meerboek, en mijne groote kaart, voor dezen met eene goede meening gedaan en gemaakt heb, tot welstand en ter voorbereiding tot het bedijken en droogmaken der Haarlemmer Meer, welke kaart ik aan verscheidene Heeren vertoond en geschonken heb: al hetwelk ik gedaan heb niet door iemand hiertoe aangespoord, maar als een liefhebber en minnaar der welvaart van het Vaderland, zoo hoop ik, dat ik hiervoor nog zal genieten eenige recompens of vereering voor mijnen langdurigen arbeid en moeite, en dat het gewone spreekwoord waar zal zijn: »laborem mitigat merces."