United States or Cabo Verde ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Dat moet niet zijn," zeide Madzy, bewogen door de schilderij, welke Mechtelt van den toestand maakte, waarin de burgerij van Utrecht verkeerde, en welke inderdaad niet vergroot was: "dat mag zoo niet blijven. Ik wil geen overvloed, wanneer om ons heen ellende en honger worden geleden. Mijn disch moet voortaan eenvoudig en zelfs schraal zijn. Ik zal hierover met onzen gastheer spreken."

"Beproef het eens," zeide Arkel met een boozen glimlach, "bel slechts aan de poort van het eerste klooster het beste. O! de geestelijke zusters zullen u met opene armen ontvangen, wanneer zij vernemen, dat gij zes weken hebt doorgebracht in de woning van een wakker jong Ridder, zonder ander gezelschap dan de eerzame Mechtelt Dirksdochter."

"Waarlijk poesje!" vervolgde Mechtelt: "gij bezondigt u, met zoo te kijken als een kip op een streep, dat doet gij. Zijt gij niet door onzen waardigen meester van den dood gered?

"Wat een dwaasheid, engeltje!" riep Mechtelt, vervaard en verontrust door het gezegde van Madzy, en in haar verbeelding reeds al de lekkernijen, welke zij met haar deelde, ziende verdwijnen en plaats maken voor den soberen pot der arme burgerij: "ik hoop, dat gij wijzer zult zijn: denk toch, dat gij pas ziek geweest zijt en gezond voedsel noodig hebt, dat hebje!

Ik blijf geen dag langer in dit huis. Ziedaar!" vervolgde zij, een gouden doekspeld op de tafel leggende; want zij vreesde zich te verontreinigen, indien zij die Mechtelt in handen gaf: "neem dit tot belooning der diensten, die gij mij in mijne ziekte bewezen hebt: ik ga het eerste klooster het beste zoeken en mij onder de bescherming stellen der abdis.

O God! ik zal geen stuk meer kunnen eten, nu ik verneem, dat elk stuk van achten, hetwelk voor mijne tafel wordt uitgegeven, het onderhoud van een lijdend huisgezin had kunnen verzekeren." "Nu! ik mag het lijden," zeide Mechtelt: "maar gij krijgt het van onzen Heer niet gedaan, boutje! hij is een mild en edel meester, dat is hij! die niet wil, dat iemand in zijn huis gebrek lijde."

"Ik moet dan zeggen, dat des Graven vader een raren smaak heeft gehad," zeide halfluid de onbekende, die aan zijn tongval een vreemdeling scheen, en niet recht begreep, welke verplichtingen die heeren aan Juffer Mechtelt konden gehad hebben.

Van daar zal ik mijn dank aan uw meester doen toekomen." Onder het uiten dezer woorden had zij zich naar de deur begeven; maar Mechtelt was, na haar met een verbaasd oog te hebben aangestaard en de doekspeld op haar mouw te hebben gestoken, naar de deur gewipt, waar zij Madzy met haar kromme dikke vingers bij de kleeren greep.

Het scheen, dat de bewijzen, waarmede Mechtelt aan onze heldin zulk een hooge gedachte van haar bekwaamheid als raadgeefster meende in te boezemen, op deze laatste geenszins de gehoopte uitwerking maakten; althans de Jonkvrouw zag haar met een blik van verontwaardiging aan en loosde vervolgens een diepen zucht.

In het voorportaal stond de eerzame Mechtelt Dirksdochter luid te schreeuwen en alle mogelijke moeite aan te wenden om zich te verweren tegen den aanval van onzen welbekenden vriend, meester Cezar, die op haar schouder had postgevat en bezig was met zijn voorpooten haar kapsel op een deerlijke wijze te havenen.