United States or Tuvalu ? Vote for the TOP Country of the Week !


Haar vader, de rijke Melchior Sinclaire was thuis met zijn vrouw op Björne en liet Marianne reizen naar haar voorname vrienden in de groote steden, of op de prachtige buitens. Hij vertelde graag van al het geld, dat zij verkwistte, en de twee oude menschen leefden gelukkig in den glans van Mariannes stralend bestaan. Haar leven was vol genoegens en hulde. De lucht om haar heen was liefde.

Hij had niet graag, dat Mariannes naam aan de speeltafel genoemd werd; maar deze inval was zóó onzinnig, dat hij niet boos kon worden. Marianne aan Gösta Berling verspelen.... ja, dat kon hij wel wagen. "Dat wil zeggen," verklaarde hij, "dat als je haar jawoord kunt winnen, Gösta, zet ik mijn zegen op jelui huwelijk op deze kaart." Gösta zette alles op, wat hij gewonnen had en 't spel begon.

Er waren velen, die later Mariannes vervlogen heerlijkheid beschreiden. Maar de eerste man, die haar zag nadat ze haar schoonheid verloren had, gaf zich niet over aan zijn smart. Onuitsprekelijke gevoelens vervulden zijn ziel. Hoe langer hij haar aanzag, hoe warmer 't in hem werd. Zijn liefde steeg en steeg als een rivier in de lente.

Niemand kwam ooit te weten of Melchior Sinclaire op den stoep gestaan had en door de open deur van de eetkamer Mariannes woorden gehoord had, of dat alleen de lichamelijke overspanning hem een aanval van beroerte bezorgd had. Toen zij buiten kwamen was hij bewusteloos. Zij waagden later niet hem naar de aanleiding te vragen. Zelf liet hij nooit merken, dat hij iets gehoord had.

Toen nam Mariannes moeder de deursleutel in de hand om open te doen; maar op 't zelfde oogenblik hoorde ze zware schreden op de trap en een scherpe stem riep haar. Marianne luisterde; haar moeder haastte zich weg; de scherpe stem schold haar uit en toen.... Marianne hoorde iets vreeselijks in 't doodstille huis kon ze ieder geluid hooren.

Je bent zoo rijk, dat je altijd aanbidders genoeg zult hebben." En met die woorden ging hij heen. En nauwlijks had hij de deur achter zich toe getrokken, toen smart en gemis in volle majesteit hun intocht deden in Mariannes hart. 't Was de liefde, 't kind van haar eigen hart, dat te voorschijn kwam uit den hoek, waarheen de ijsoogen het verbannen hadden.

Keukengerei: zwarte pannen, houten stoelen, tinnen kroesen dat alles liet hij met rust, want daaraan was niets wat hem aan Marianne deed denken; maar dat was ook 't eenigste, wat aan zijn toorn ontkwam. In Mariannes kamer brak hij in en vernielde alles.

Hij rilde van wat hij zag, en zijn hart werd beklemd door een bang voorgevoel van naderend onheil. Hij vroeg zich verwonderd af, waar Mariannes moeder wel zijn zou. En nu ging hij, half tegen zijn zin, maar door 't noodlot gedreven, Mevrouw Gustava Sinclaire zoeken. Hij ging door vele deuren eer hij haar vond.