United States or Nigeria ? Vote for the TOP Country of the Week !


Eens toen ik wandelde, in Alabama, mijn morgenwandeling, Zag ik hoe in de struiken het wijfken des lachvogels op haar nest zat en haar jongen koesterde. Ook zag ik het mannetje, En ik stond een wijl dichtbij en luisterde naar zijn heerlijk lied van leven.

Daaraan merkte hij, Johannes, dat hij een mannetje was. Hij was heel mooi in zijn soort, had glanzige, zwarte pooten, een dik, bestoven achterlijf en een borstschild, dat als een spiegel glom. Gelukkig zag hij al gauw, niet ver van hem vandaan, een anderen meikever, wel niet zoo'n mooien, maar een die al een dag vroeger uitgevlogen en dus al heel oud was.

Bertie was hem noodig geworden om te leven; in alles vroeg hij den raad van zijn vriend, in alles liet hij zich door dezen leiden, geheel en al onder de bekoring van het zedelijk overwicht, waarmede dit fijne, tengere mannetje met zijne fulpen kattenzachtheid hem dwong als onder een juk.

Het gezang van het mannetje is luid en aangenaam, hoewel de tonen, ieder afzonderlijk genomen, bij die van het Kneutje achterstaan, wat klank en volheid betreft; het zingt met veel afwisseling en zoo vroolijk, dat de vogelliefhebber den Distelvink ook wegens zijn gezang in in hooge eer houdt.

Domoor ging maar weêr naar het bosch; daar zat het oude mannetje, dat hij zijn koek had gegeven en het zeide: »Ik heb voor je gedronken en gegeten, ik zal je ook het schip geven; en dat doe ik allemaal, omdat je zoo goed voor mij zijt geweestEn hij gaf hem het schip, dat te land en te water kon varen, en toen de koning dat zag, kon hij hem zijn dochter niet langer onthouden.

"Och arm arm mannetje!" zegt Eva; en opstaande komt ze aan zijn zij, en hem zacht onder de kin strijkend, vleit ze met zoete stem: "Zal dat nu altijd zoo blijven?" "Wat meen je lieve kind?" "Nu ja, wát meen ik.... Niet boos worden August!" "Boos....? Geef ik zooveel reden om dat te vreezen?"

Het mannetje deed de kast open, en daar lag geen linnengoed, en er stonden geene kopjes en schoteltjes in, maar allerlei vreemde dingen, die Lize nog nooit gezien had! Het mannetje liet haar alles zien: steen, waar goud in zat, en steen, waar zilver en koper en ijzer in zat. Ook stukken hout van eene soort, die Lize nog nooit gezien had.

Het wijfje broedt met veel zelfverloochening, zooals noodig is wegens het gure jaargetijde; het mannetje zorgt voor haar veiligheid en draagt haar voedsel toe; zij neemt dit gretig in ontvangst, waarbij zij uit vreugde de vleugels trillend beweegt.

"Als de troep te talrijk wordt, scheidt zich een deel af onder aanvoering van een ander mannetje, dat sterk genoeg is geworden, om met den aanvoerder te strijden, en een nieuwe strijd begint om de leiding der nieuwe vereeniging. Overal, waar meerderen naar één doel streven, is er strijd.

Dat mannetje is zoo klein als de wagen groot is, en als hij nu brood uit dien wagen moet krijgen, gaat hij op de ijzeren trede staan, die je daar ziet, en duikt bijna geheel in zijne kar weg.» »En is dat nu zoo grappigvroeg ik. »Kijkzei Bob, »daar komt hij weer. Flap! Het deksel doet hij open, en wip nu staat hij op de trede. Ha-ha, daar gaat hij weer voorover, den wagen in.