United States or Laos ? Vote for the TOP Country of the Week !


»'t Hindert niet ergzei hij, »ik had er toch al een buil op. 't Doet me anders wel pijnNu, pijn hadden we allen, de een hier, de ander daar. »Hoe kwam dat tochvroeg er een. »Omdat je lui allen een schapennatuur hebtzei Bob. »'t Spreekwoord zegt: »Als er één schaap over den dam is, volgen alle anderenen zoo ging het met jelui ook.

»Die niet werkt, zal niet etenroept de heilige apostel daarom aan de eerste Christenen toe; en wel verre, dat het een Christen voegen zou, in log en lui nietsdoen zijn kracht en zijn tijd te verkwisten, laat veeleer de eisch van »het zweet des aanschijns« ook voor hem geen oogenblik af.

Maar in-eens voelde hij met een korte rilling een hand op zijn schouder en de stem van André in zijn oor fluisterend: "Zeg, zit toch niet zoo gek te kijken met een open mond, de lui die over je zitten lachen er om." En als met een schok teruggekomen in de warm-lichte avondkamer, zag hij de rij hoofden tegenover zich glimlachend naar hem kijken. Toen hij hen aankeek stierf 't glimlachen weg.

O page, mon beau page. Miron ton ton mirontaine. O page, mon beau page,, Quel nouvels's-apportez? "Mefrou! Malbroek is dood met zijn kleine schorseneeltje." Je l'ai vu porter-s-en terre, Mironton ton ton mirontaine. "De eerste draak sijn rok, de tweede sijn broek, de derde sijn waap', de vierde draak niemendal, 'y was te lui om wat te draak. En ier ebje nou Malbroek sijn kraf.

Ik zag heel wat lui van Egypte, maar durfde hen niet te vertrouwen; wij bekeken elkaar, wij merkten wel dat we schavuiten waren, maar het kwam er op aan te weten of wij tot dezelfde bende behoorden.

Hij liet daarom Beren, Evers en dergelijke dieren bij den Hond brengen, maar deze bleef stil liggen en wilde niet opstaan. Alexander meende, dat de Hond lui was, en liet hem ter dood brengen.

Ik heb een vogeltje gevangen En het beestje kan niet zien, Schele Pauwelien, Schele Pauwelien. Wat de klokken vertellen. De klokken van Ledegem luiden: Lui Leegem Luizebestier, En hooveerdig! Volgens Rond den Heerd IX, bl. 116 kleppen de klokken van Caneghem, als er iemand gestorven is: Bim! bam! bom! 't Moet al dood, Klein en groot, Arm en rijk, Al gelijk.

Maar, Huck, je kunt niet meer met ons mee doen, als je geen fatsoenlijke jongen wordt." "Waarom niet, Tom? Ben ik dan ook niet zeeroover geweest?" "Jawel, maar dat is heel wat anders. Een struikroover is veel voornamer dan een zeeroover. In de meeste landen zijn de groote lui allemaal roovers." "Tom, jij die altijd zoo goed jegens mij geweest bent, waarom sluit je me nu buiten?

En ik dacht eigenlijk dat men allerminst hier in huis.... MEVR. STOCKMANN. Maar waarde zwager.... HOVSTAD. Maar hoe kan burgemeester toch.... MEVR. STOCKMANN. Ga u toch binnen om wat te gebruiken, mijnheer Hovstad; mijn man zal in dien tusschentijd wel komen. 't Is toch vreemd met die lui die zoo regelrecht van boeren afstammen ... nooit kunnen zij die takteloosheid afleeren....

Toen ze over de groote aardappellanden vlogen, die er zooveel zijn in de buurt van Christianstad, en die nog kaal en zwart waren, riepen ze: "Word wakker en voer wat uit! Hier komt iets, wat je roept! Nu zijn jelui lang genoeg lui geweest." Als ze menschen zagen, die hard liepen om uit den regen te komen, zeiden ze vermanend: "Waarom hebben jelui zoo'n haast?