United States or Kiribati ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zoo nu, tijdens het geologische tijdvak, waarin het organische leven op deze aarde begonnen is noemenswaardig te worden, al de diersoorten, zoo ligchamelijk als geestelijk, uiterst, weinig ontwikkeld waren, maar in geestelijken aanleg verschilden, zullen die van grooteren aanleg, zoowel ligchamelijk als geestelijk, sneller dan die van minderen aanleg voorwaarts gegaan zijn en aldus de loodlijnen, derzelver ligchamelijke ontwikkeling bij vorenstaande fig. aanduidende, meer links dan die van die diersoorten van lageren aanleg gelegen zijn.

Waren de dieren ligchamelijk onsterfelijk, stoorde geene accidentele oorzaken van de op blz. 22 gemelde constante oorzaak tot geschiktwording gedurig de werking en bestond er geen drang tot verhooging der geestelijke ontwikkeling, zoo zou eindelijk elke diersoort, over anderen in ontwikkeling lager dan zij staande soorten, eene heerschappij, geevenredigd met derzelver overmaat van geestelijke ontwikkeling, uitoefenen, en zij daarentegen door anderen, hooger dan zij staande diersoorten, op hare beurt in reden van het verschil tusschen hare geestontwikkeling en die dezer hooger staande soorten overheerscht worden.

Een dier diersoorten zal nu staan bij het punt waar eene horizontale lijn, uit het punt b getrokken, de schuine lijn b' snijdt en deze soort bij minderen geestelijken aanleg, thans even sterk ligchamelijk en geestelijk ontwikkeld zijn als de bij het punt b staande voorouders der beschaafde volken van Europa in een uiterst ver verleden.

Een hersenschimmige, ongevallen en ligchamelijk onsterfelijk gebleven Adam zou, sedert uiterst langen tijd in geestontwikkeling niet toegenomen zijnde, slechts denkbeelden kunnen bezitten door directe ervaring en zintuigelijke waarneming zeer nabij ten volle bevestigd, en zijn geest alsware een aardsch product zijn.

Een trap van beschaving, wegens de terugtrekkende werking der onbewerktuigde aarde voor geene verdere verhooging vatbaar, zal, wegens de op blz. 71 gemelde oorzaak, bij sterfelijke wezens niet zulk eene hoogte kunnen bereiken als bij ligchamelijk onsterfelijke.