United States or Sudan ? Vote for the TOP Country of the Week !


De leeuw scheen reeds bij zijne eerste verschijning door schrik aangetast en was, in plaats van den aangeboden kamp aan te nemen, lafhartig naar den versten hoek van zijn hok teruggeweken; en daar hij, de leeuwenhoeder, den dapperen Don Quichot nu gezegd had, dat het roekeloos zou zijn, den leeuw nog verder te tergen, had de ridder, hoewel ongaarne, hem eindelijk vrijheid gegeven de deur van het hok weer dicht te doen.

De kamp met deze leeuwen behoort daartoe, en ik verzoek u, dat gij u daar niet verder mee bemoeit." De heer zweeg, daar hij begreep, dat zijn spreken toch niet baatte, terwijl Don Quichot zich opnieuw tot den leeuwenhoeder wendde en sprak: "Gij schandelijke en plichtvergeten dienaar! als gij niet op staanden voet gehoorzaamt, zweer ik, dat ik u met deze lans aan uw hok vast zal nagelen."

Sancho haalde stilzwijgend de schouders op en stopte den leeuwenhoeder de twee goudguldens in de hand, waarna deze laatste beloofde de koenheid van Don Quichot overal te zullen uitbazuinen en zelfs te zorgen, dat die zijne majesteit den koning ter oore kwam.

Ziende, dat alle menschen en dieren buiten gevaar waren, bracht de leeuwenhoeder Don Quichot nogmaals onder het oog, welk eene roekelooze onderneming hij voorhad, en waarschuwde hem ernstig zich toch niet zoo moedwillig in gevaar te begeven. Don Quichot luisterde daar echter niet naar.

Met de grootste onverschilligheid strekte hij zich vervolgens op de planken uit en scheen zich om niets ter wereld meer te bekommeren. "Jaag hem op!" riep Don Quichot den leeuwenhoeder toe. "Stoot, sla, schop, terg en sar hem, tot hij uit zijn hok komt." "Ja, ja, dat zal ik wel uit mijn hersens laten," riep de man.

"Wend u tot dezen man," sprak Don Quichot met trotschheid; "hij zal u berichten, hoe de zaak is afgeloopen." Sancho talmde hier dan ook niet mee, en de leeuwenhoeder vertelde uitvoerig de geheele geschiedenis en kon niet genoeg roemen, hoe uitstekend dapper en heldhaftig de ridder zich in dit geval gedragen had.

Hij sprong dus van het paard, wierp zijne lans op den grond, dekte zijne borst met het schild, trad met ontbloot zwaard voor de deur van het hok en beval zijne ziel Dulcinea van Toboso aan. Toen de leeuwenhoeder nu zag, dat Don Quichot ten volle bedaard en beraden was, en dat hij hem dus wel zijn zin diende te geven, rukte hij de deur van het eerste hok, waarin de leeuw zat, wagenwijd open.

En gij, Sancho, geef den leeuwenhoeder twee goudguldens tot vergoeding omdat hij zich zoo lang heeft opgehouden." "Die goudguldens wil ik hem wel geven," antwoordde de schildknaap; "doch zeg mij eerst, wat er van de leeuwen geworden is. Zijn ze al dood, of hebben ze er 't leven afgebracht?"

"Nu, dan wil ik mijn best doen, om ongelukken voor te komen," zeide de vreemde en keerde zich tot Don Quichot, die den leeuwenhoeder nog altijd drong de hokken te openen en de dieren vrij te laten. "Heer dolend ridder," sprak hij tot Don Quichot, "voor zoover mij bekend is, moeten alle helden slechts zulke avonturen bestaan, die hun kans laten op levensbehoud.