United States or Germany ? Vote for the TOP Country of the Week !


Onder verschillende schrijvers die over de Friezen en derzelver oorsprong geschreven hebben, kwam mij als niet een der geloofwaardigste voor, den minder bekenden en in Mencker's Gelerthen Lexicon, door Jöcher uitgegeven, vermelden Werner Rolevink de Laer, een Karthuizer Monnik te Keulen, uit Westfalen geboortig.

Gij kunt er ongetwijfeld eenen pastoor, eenen advocaat of eenen schoolmeester van maken. De bal vliegt met kracht tegen den hoed van vr. VR. VAN LAER, verstoord. Wel wat afgrijselijke dingen! Een mensch met papier durven werpen in tegenwoordigheid van den meester. Hoe slecht dat sommige kinderen zijn opgevoed! DE MEESTER, met groote woede. Wie heeft dit gedaan?

Meester, meester! daar vliegt een meuldener in de school! Pst! Pst! AL DE LEERLINGEN. Hoera! Hoera! Pakt hem! Hoe na of ik had hem! Hier, daar, pst! pst! Alles geraakt het onderste boven in de school. Vr. Van Laer, die voor de kevers schrikt, weet niet, waar zich te bergen. VR. VAN LAER, met bange stem. Och! och! meester, verlos mij van dat ongediert of ik krijg er iets van.

Het is wel opmerkelijk, dat die schrijfster, die zoo goed onze historie kent, ook hier de helpende hand heeft geboden, want door haar bericht kwam de heer Van Laer de documenten op het spoor, die door misbruik van vertrouwen in verkeerde handen geraakt waren.

DE MEESTER. Snijd er maar stoutelijk door, Victor. Geef ze maar eene goede snee. VR. VAN LAER, bleek van schrik en angst. Zij neemt Victor in hare armen. Och God! och Heer! Mijn arm kind is dood. Ziet eens wat snee. Daar moet gij toch bot voor zijn. Dis is uwe schuld.... DE MEESTER, met spijt. Hij kon toch geene pen vermaken zonder mes, madam. VR. VAN LAER. Zonder mes! Zonder mes!

Ik ben daar naar de markt geweest, om wat selder en ajuin te koopen, gelijk een mensch zoo al noodig heeft in zijn huishouden; en ik zeide zoo in mij zelve: wacht, zeide ik, ik zal eens naar mijnen Victor gaan zien. Zijt gij er tevreden over? DE MEESTER, met fleemende stem. Ten uiterste, madam Van Laer. Victor is wijs, niet waar, Victor?

Gij zijt nog veel dommer dan al die onbeleefde luieriken, die gij daar hebt zitten ... met uwen rug en uwen buik! Maar ik zal er wel op passen, mijn kind te laten bederven in zoo een nest. Hij zal naar eene andere school gaan. Kom naar huis, mijn kind. DE MEESTER. Maar, madam, gelief.... Van Laer vertrekt. DE MEESTER, pijnlijk en met diepe droefheid tot den leerlingen.

Ge moogt in de eerste klasse gaan, ik zal u een nieuw boek geven. VICTOR, binnensmonds. Dief, dief, na. VROUW VAN LAER, moeder van Victor. Goeden dag, meester Verdonck. Ik kom eens zien naar mijnen jongen.

Wie durft die achtbare madam Van Laer met papier werpen? EDWARD, roepende. Frans heeft het gedaan, meester! Hij heeft gezegd: zie, dat is een' kokarde op haren zomerhoed! DE MEESTER, Frans bij den kraag naar de deur slepende. Hier gij, schelm! De deur uit, deugnietenkind! FRANS, buiten luidkeels schreeuwende.

VR. VAN LAER. Ik ben voldaan over mijnen jongen en ik ga al gauw naar huis, want ik moet mijne keuken gaan oppassen; maar ik zou gaarne hebben, dat gij mijnen zoon leerdet pennen vermaken; want hij wil thuis nooit schrijven, omdat zijne pennen altijd te vet of te mager zijn, volgens dat hij zegt. DE MEESTER. Is 't anders niets, madam Van Laer?