United States or Gabon ? Vote for the TOP Country of the Week !


Toen ging ik er mee naar Jan C. de Vos, indertijd Hoofd-redacteur van de "Haagsche Courant" en, met Van Nouhuys, redacteur van "De Lantaren". "Jan C.", zeg 'k tegen 'm, "daar heb ik een dingetje gemaakt en dat willen ze aan 't Vaderland niet hebben". En Jan C., zooals die geschapen was, stoof op en riep: "Godv.... wat een flauwe kul is dat nu!" En hij drukt op een belletje. "Hé-je 't bij je?"

Laat mij gerust, zeide Lamme; ik lach met u, met uwe vuurpannen, met uwen Toren-zonder-Nagels, met uwe Astarte en met al de flauwe kul, die gij verkoopt. Trek mij niet af van mijne sausen. Pas op, sprak Uilenspiegel. Het geblaf houdt niet op, het komt dichter en dichter, de honden huilen, de trompetten weerschallen. Pas op voor het hert.

En hoeveel kwikzilver verlangt gij, Effendi? Ongeveer 500 gram. Hebt gij zooveel? O, nog wel meer! Wacht dan nog even. Ik moet eerst weten of gij nog een andere stof hebt, die ik daarbij noodig heb. Wat meent gij? Kül kurschuni! Dat is een zeer zeldzaam artikel. Zoudt gij dat hebben? Dat kan ook. Wanneer gij mij daarvan één vikiey kunt geven moet ik twee vikiey kwikzilver hebben.

PETER STOCKMANN, oudere broeder van den dokter, burgemeester, hoofd van de politie en president van het Bestuur der Badinrichting, enz. MORTEN KUL, leerlooier, pleegvader van Mevr. Stockmann. HOVSTAD, redacteur van de "Volksbode". BILLING, medewerker aan dat blad. HORSTER, scheepskapitein. ASLAKSEN, boekdrukker. Het stuk speelt in een kustplaats in Zuidelijk Noorwegen.

Kwart over twaalf was-ie in de achterkamer, stak de lamp an, kleedde zich uit. Nou lag-ie. Alléén. Maar je most d'r niet over denken. 't Gaf nou toch niks meer. Raar was 't bed met één kussen as je d'r niet an gewend was. Zoo. Nou de lamp uit. De lamp uit? Zou-ie de lamp uitblazen? Natuurlijk. Dat dee-ie altijd. Hij kon niet slapen mèt licht. Puf! Puf! Donker. Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht... negen... tien... ellef... twaallef... Nou zou-ie tot honderd doortellen. Dat hielp... Maar dan most je an niks anders denken... Dertien... veertien... vijftien... zestien... Jazzus wees nou niet bang... Wat 'n flauwe kul!... Zeventien... achttien... negentien... Daar sloeg 't hallef een... Waar was-ie gebleven?... Veertien, vijftien, zestien... zeventien... achttien... negentien... twintig... Twéémaal gefloten, vlak voor de deur. Da-was de politie... Daar had je 't toeteren ook... Nog een in de verte... Nog een... Wat je 's nachts alles precies kon hooren... Nou was alles veilig... Ga nou slapen!... Waar was-ie gebleven?... Dertig... Een-en-dertig... Twee-en-dertig... Drie-en-dertig... An de cijfers denken, anders lukt 't niet.. Vier èn dertig. Vijf èn dertig... 't Ging niet! 't Ging niet! Omdraaien. Zoo zag-ie den winkel. Net of d'r licht was. Daar ha-je de boerinnen op de tweede plank, daar ha-je de dure, die scheef in de doozen leien. As zoo'n pop nou spreken kon. Kijken deeën ze. Kijken deeën ze as menschen. Je zag zoo 't wit van d'r oogen. Wat ze toch niet na konden maken! As je ze achterover hield, deeën ze d'r oogen toe. Kijken deeën ze as menschen. Een, twee, drie, vier, vijf, zes... langzaam ademhalen, dan kwam de slaap... zeven, acht, negen, tien... ellef... twaallef... dertien... D