United States or Zambia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Krijn was 12 jaar en Jaap 13, maar ze gingen met hun drieën naar en van school in het dorp en mochten om twaalf uur bij Barts vader op den werf hun boterham eten. Zoo speelden ze veel met elkander, al zaten ze niet in dezelfde klasse. Ze moesten wel een groot half uur loopen, dat was in den winter een heele tocht langs den dijk, maar ze waren gezond en flink.

Sta dan maar gauw op, dan kan je me helpen. Vader moet zoo weg." "Morgen, Moe," zei Bart en sprong het bed uit. Als vader weg is dacht hij ga ik naar Krijn toe. Om half acht ging vader de deur uit. Eerst had hij grootmoe uit de bedstee getild en weer op haar stoel gezet; dat vond hij voor moeder te zwaar.

As!" herhaalde Weinstübe: "asch is verbrante tourf: en je pint toch je toeppeltjes kwijt, man." "Dat ben ik," zeide Krijn: "heb daarover geen zorg; maar dat belet niet, dat ik op zoo'n manier geen weddenschap zou willen winnen."

Plotseling sprong Bart overeind, sloeg zijn armen om moeders hals en hevig snikkend bracht hij er hortend en stootend uit. "Ik-had-stil-met Krijn en Jaap-willen-meegaan. Ik zal-het-nooit weer doen." Eerst begreep moeder het niet en dacht, dat hij wat in de war was van alle angst.

"Ga es kijken door het keukenraam," vervoegde ze tegen Bart, "of het aan den anderen kant ook zoo is, bij Krijn zijn huis." Donderend geweld in den schoorsteen, gieren en blazen, rammelen van de ruiten, allerlei onheilspellende geluiden. Elsje begon te snikken. "Lieve Heer!" stamelde grootmoeder, "het zal toch niet zoo zijn!" "Ik hoor schreeuwen," zei Bart, "hoort u het ook?"

Krijn Jansz vervoegde zich terstond aan boord van des Graven schip. "Welnu!" zeide deze, zoodra de schipper voor hem in het paviljoen stond: "wat hebt gij ons te melden? Is het kasteel van Stavoren al onder het bedwang van onzen vriend Deodaat?" Krijn Jansz haalde de schouders op en verhaalde hetgeen den lezer bekend is nopens den ongelukkigen uitslag zijner onderneming.

Ze was al vergeten, dat hij naar dien oom van Krijn zou gaan, maar toen werd het haar opeens duidelijk en ook zij stelde zich plotseling voor, wat er dan van moeder en Elsje had moeten worden. Ze werd er bleek van, maar zei alleen: "Gelukkig jongen, dat je het niet deed. Alles is nu goed. Ga gauw wat slapen, grootmoeder is al onder zeil."

Hij had andere menschen van een schip gered en toen een stuk wrakhout tegen zijn hoofd gekregen. Toen was grootmoeder erg ziek geworden en toen kon ze niet meer loopen. Moeder en vader zeien altijd, we moeten maar heel lief voor grootmoeder zijn. Daar stonden Krijn en Jaap. Ze wenkten hem. "Moet u niet lezen, grootmoe," vroeg Bart.

Baar stond Krijn bij zijn moeder in de keuken. "Ben je er al?" vroeg hij met zijn mond vol. "Moeder pakt me brood in." "Heb je niets bij je," vroeg Krijns moeder. "En moet je geen jas aan? 't Is veel te guur en je krijgt nog wel regen ook." Bart schudde van neen; hij had wel kunnen huilen: hij durfde niets zeggen, omdat hij zich niet goed kon houden.

Rienk Westra! waar is de boot? De koopman gaat met ons mee." De boot van Rienk Westra was spoedig naast het vaartuig, tot groote spijt van al de overige varensgasten. "Vaarwel schipper!" zeide Deodaat: "gij onthoudt onze afspraak. Kom! wij moeten voort." "God zegene u!" zeide Krijn Jansz, hem de hand drukkende: "en brenge u behouden in de haven uwer hoop."