United States or Republic of the Congo ? Vote for the TOP Country of the Week !


»O!« kreet de man, in tranen uitbarstend en op de knieën vallend aan de voeten van de doode, »kniel neer, kniel neer, kniel om haar neer, jullie allemaal en luister naar wat ik zeg! Zij is doodgehongerd. Ik wist niet hoe slecht zij er aan toe was vóór zij de koorts kreeg en toen staken haar beenderen door haar vel heen. Er was geen vuur en geen licht, zij stierf in donker, in donker!

"Zoo!" zei Le Cabuc, den kolf van zijn geweer weder op de straatsteenen latende vallen. Hij had dit nauwelijks gezegd, toen hij een hand voelde, die zwaar als de klauw eens arends op zijn schouder viel, en een stem hoorde, die zeide: "Kniel." De moordenaar wendde zich om en zag het bleeke, koele gelaat van Enjolras. Deze hield een pistool in de hand. Op het geweerschot was hij toegeschoten.

Kniel neder, vriend, met mij; Lavinia, kniel; En knaap, kniel ook, gij hoop van Rome's Hector; En zweert met mij, zooals met de' armen gade En vader der onteerde kuische vrouw Eens na Lucretia's schennis Brutus zwoer, Dat wij een dood'lijke, overlegde wraak Op deze snoode Gothen nemen zullen, Hun bloed zien, of zelf sterven, laf, onteerd.

Hij had met de linkerhand den kraag, den kiel, het hemd en den draagband van Le Cabuc gegrepen. "Kniel!" herhaalde hij. En met een onweerstaanbare beweging boog de zwakke twintigjarige jongeling als een riet den forschen vierkanten werkman, en deed hem in het slijk knielen. Le Cabuc poogde zich te verzetten, maar 't was, als ware hij door een bovenmenschelijke hand aangegrepen.

PROTEUS. Verlaat ik mijne Julia, 'k ben meineedig; Bemin ik schoone Silvia, 'k ben meineedig; Verraad ik mijnen vriend, 'k ben zwaar meineedig; Dezelfde macht, die tot den eed mij dreef, Zet thans mij tot driedubb'len meineed aan. Min drong mij tot den eed, Min dringt tot meineed. O, Min, indien gij, zoet verlokkend, zondigt, Leer mij, verleide, ook, hoe ik dat ontschuldig. 'k Heb eerst een flikk'rend sterretje aangebeden, Thans kniel ik voor een hemelsch zonnelicht. Beraad mag onberaden eeden breken; Hij mist verstand, die moed mist, om 't verstand Te leeren, kwaad voor 't beet're te verruilen. Foei, goddelooze tong! H

"Ja, Jood," zei de Prior Aymer; "kniel neder voor God, die door den dienaar van Zijn altaar hier wordt vertegenwoordigd; en wie weet, welke genade gij door oprecht berouw en behoorlijke giften op het altaar van St. Robert voor u zelven en uwe dochter Rebekka kunt verkrijgen? Het spijt mij om het meisje, want zij is schoon en liefelijk; ik heb haar in het strijdperk te Ashby gezien.

Ik twijfelde niet, of het moest een dier zotten zijn, welke zich keizer of koning wanen; maar hij stak den vinger gebiedend tot mij uit en zeide op plechtigen toon: 'Kniel en bid, ik ben God-de-zoon! Maar even ras kwam een andere zot toegeloopen, en deze riep met koddige verontwaardiging: 'Geloof hem niet, mijnheer; hij liegt. Ik ben God-de-vader en ik ken hem niet!"

De kapitein trad echter achteruit, en maakte zich uit de handen van den Jood los, niet zonder eenige teekens van verachting. "Foei, man, schaam u, sta op! ik ben een geboren Engelschman, en houd niet van zulke Oostersche kniebuigingen; kniel neder voor God, en niet voor een armen zondaar, als ik ben."

Zie hier zijn beeld, vol groot gelijken, Hoe mild, hoe zacht straalt zijn gezicht, Een offer kon ik hier hem reiken, Een hart, waar warme liefd' in licht, Kom, kniel met mij, geen altaargave, Is Balders ziel meer wellekom, Dan twee die met haar woorden staven Weerkeerige trouw in 't heiligdom. Tegnér, Frithiof-sage.

Hij bleef aan de deur staan en zag voor zich neer als een koppige jongen. "Maar Gösta!" barstte Marianne uit. Zij zat in een leunstoel. "Ja, zoo heet ik!" "Kom hier, kom eens bij me, Gösta." Hij ging zwijgend naar haar toe, maar hief de oogen niet op. "Kom toch dichter bij, kniel hier naast me." "Goede hemel, wat moet dat beteekenen?" riep hij uit maar gehoorzaamde.