United States or Norfolk Island ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het Kneutje vertoeft bij ons in den regel van April tot October en verhuist dan naar de minder koude streken van Europa, waar het gedurende den winter rondzwerft. Reeds in April begint het zijn nest te bouwen; gedurende den zomer broedt het minstens twee-, gewoonlijk echter driemaal. Het nest vindt men op allerlei struiken, vooral doornstruiken, ook somtijds op boomen, maar zelden boven manshoogte. De buitenste laag bestaat uit rijsjes, worteltjes en grashalmen, heide en dergelijke materialen; bij 't voortzetten van den arbeid worden deze bouwstoffen steeds fijner gekozen, waardoor als 't ware een tweede laag in den wand van het nest ontstaat. De nestholte wordt van binnen bekleed met wol van dieren en planten, vooral echter met paardenhaar. De eieren 4 of 5 in getal, zijn op blauwachtig witten grond met verspreide lichtroode, donkerroode en kaneelbruine stippels en streepjes geteekend. Zij worden uitsluitend door het wijfje uitgebroed; de jongen, die na verloop van 13

Met recht wordt het Kneutje als een der meest aanbevelenswaardige kamervogels beschouwd; het stelt minder hooge eischen dan verreweg de meeste, wordt jegens den persoon, die het grootgebracht en verder verzorgd heeft, dikwijls zeer vriendschappelijk gezind, en zingt bijna gedurende het geheele jaar met vlijt en ijver.

Het gezang van het mannetje is luid en aangenaam, hoewel de tonen, ieder afzonderlijk genomen, bij die van het Kneutje achterstaan, wat klank en volheid betreft; het zingt met veel afwisseling en zoo vroolijk, dat de vogelliefhebber den Distelvink ook wegens zijn gezang in in hooge eer houdt.

Het Kneutje verdient een plaats onder de lieftalligste en bekoorlijkste, inheemsche Vinken, zonder nog te rekenen, dat het door zijn gezang een der meest gewilde kooivogels is. Gezellig, opgewekt, levendig en tamelijk schuw van aard, zijn de Kneutjes buiten den broedtijd altijd tot kleine en groote vluchten vereenigd.

Hierbij komt nog, dat men niet uitsluitend met het oor hoort, maar onbewust ook de klanken verneemt, die de phantasie ons voor den geest toovert, hetgeen aanleiding geeft tot beoordeelingen, die later bij anderen ontgoochelingen doen ontstaan. "De wijze van vliegen van den Wilden Kanarie gelijkt op die van het Kneutje.

Hoewel het aan den slag van den Distelvink, het Kneutje en den Kanarie herinnert, bezit het toch zooveel eigenaardigs, dat men het niet met het gezang van eenigen anderen Vink verwarren kan.

De iris is donkerbruin, de snavel loodkleurig grijs, aan den wortel donkerder, de poot roodachtig grijs. In het winterkleed zijn alle tinten minder zuiver en is het rood door grijze vederranden bedekt. Totale lengte 13, staartlengte 5.5 cM. Het Kneutje bewoont geheel Europa, Klein-Azië en Syrië en komt op den trek in Noordwest-Afrika, zelden echter in Egypte.

Het Kneutje voedt zich bijna uitsluitend met zaden, maar wordt toch nergens als een bijzonder schadelijken Vogel beschouwd, tenzij men het de strooperijen waaraan het zich in tuinen schuldig maakt ten nadeele van de zaden van kool, rapen, salade en dergelijke groenten, onbehoorlijk hoog zou willen aanrekenen. Het onkruid levert waarschijnlijk de hoofdschotel van zijne maaltijden.