United States or Costa Rica ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik wil de landen bezoeken en de volken, die er wonen, hun taal en hun zeden leeren kennen. Daarvoor heb ik mijn vaderland voor zoo langen tijd verlaten. Hij zag mij ongeloovig aan. Daarvoor? Allah! Wat geeft het u of gij al bergen en dalen ziet, de menschen en beesten, woestijnen en wouden? Wat hebt gij er aan, of gij al ziet, hoe men zich kleedt, en hoort, hoe men spreekt?

Ik zal dus mijn geld aan de Echarpe d'Iris gaan halen, een paar handschoenen koopen en met Laure gaan dineeren in een restaurant, waar ze servetten geven. Mijn rok is wel niet heel mooi meer, maar zwart kleedt toch altijd goed!" En hij ging naar het bureau van de Echarpe d'Iris.

De donna door onmiddellijk overleg geholpen zei: Kleedt je aan, neem Uw petekind op den arm en luister goed, wat ik hem zeggen zal, opdat Uw woorden goed met de mijnen overeen stemmen. De man had nog niet opgehouden met kloppen, of de vrouw antwoordde: Ik kom bij je.

MEVR. LINDE. Dus moest je het wel vinden op je eigen uitgaven, arme Nora? NORA. Ja natuurlijk. Ik was er dan ook het naaste aan toe. Telkens als Torwald mij geld gaf voor nieuwe japonnen of zoo iets, gebruikte ik nooit meer dan de helft; kocht altijd de eenvoudigste en goedkoopste dingen. Een waar geluk is het dat alles mij zoo goed kleedt, zoodat Torwald er niets van merkte.

En er komt over zijn menschenkinderen rust. Ge gaat dus tegen die heiliging van den Sabbath in, zoo ge die breking van de dagen niet in acht neemt. Veeleer moet er uw toeleg op uitgaan om heel dien Sabbathdag anders te maken dan andere dagen. Zoo is het goed, dat ge u anders kleedt, en op uw Sabbath uw Zondagskleed aantrekt. Het is goed, dat heel uw huis een ander karakter toont.

De man lacht wat verlegen: »Ik had 'er twéé genòmeDan lach ik; ook ditmaal oprecht... Het is het tweede »sociale oogenblik« van mijn leven. 13 Maart. Ik kan nog niet aan mijn dagboek werken. De indrukken zijn tévele. Ik wist niet, dat het volk zóózeer geleek, op de menschen die over »het volk« praten. Men kleedt ons in uniforme kleedingstukken. Dat is prettig. 14 Maart.

"Ik bid u, spreek dat woord niet uit, vertel mij liever wat, neef! tot ik naar binnen moet om toilet te maken. Voor wie kleedt men zich hier eigenlijk?" zeide zij, schouder ophalend. "Zeg eens," vervolgde zij, en schommelde zich weder in haar stoel, "wie is dat meisje, waartegen uwe grootmoeder neem het mij niet kwalijk zoo onuitsprekelijk lomp was?" "Liesje Erving."

Zulk een bad wordt, zooals de heer Conrad verhaalt, op de volgende wijze gebruikt. Nadat men een groot vertrek, aan de eene zijde met een breeden divan voorzien, is binnengetreden, worden de schoenen of laarzen uitgedaan, en een paar houten schoenen of blokken aangebracht. Vóór dat men die aantrekt, stapt men van den divan, en kleedt men zich uit.

Sedert eenigen tijd fluisteren de buren in den Oppert van iets, dat op til zou wezen; althans, dat er eenige stukken mandenwerk en oogjesgoed, benevens kousjes en slaapmutsjes van het kleinste soort, aan het huis van Polsbroekerwoud zijn bezorgd. Torteltak is gepromoveerd en wacht op een post. Hij is nog altijd een enfant cheri des dames, en kleedt zich voortdurend heel netjes.

Briseis is de dochter van Calchas. Haar vader heeft de Trojanen verlaten en zich bij de Grieken aangesloten, maar zij is te Troje achtergelaten en tussen haar en Prins Troilus is er een zekere verstandhouding. Zij is schoon, vriendelik, zachtaardig, hij is elegant, opgeruimd en zacht, met ogen die van vreugde en tevredenheid schitteren. Maar wanneer er gevangenen uitgeleverd zullen worden, verlangen de Grieken dat ook de dochter van Calchas teruggezonden zal worden en de Trojanen moeten dat beloven. Briseis is wanhopend, de laatste nacht brengt zij met Troilus onder omhelzingen en tranen door; met die tranen die uit de ogen neerstromen vermengen zij hun kussen, zoals zo dikwels in de Griekse romans. Twee gelieven te scheiden, roept de dichter vol medelijden uit, is een zonde daar men hard voor moet boeten. De volgende morgen moet zij nu alles inpakken, zij kleedt zich in haar fraaiste plunje haar kleed is uit Indië, het heeft zeven kleuren gaat van alle koninklike prinsessen afscheid nemen en trekt weg door verscheidene prinsen vergezeld. Troilus houdt de leidsels van haar paard vast. Bij het afscheid beloven Troilus en zij elkaar eeuwig trouw, maar de dichter voorspelt dat zij hem spoedig vergeten zal; kuisheid en schoonheid gaan zelden samen, zegt Salomo. Nu komen verscheidene Griekse ridders haar tegemoet, o.a. de elegante Diomedes. Hij wordt dadelik op haar verliefd en terwijl zij samen verder rijden, biedt hij haar aan haar ridder en vriend te worden, als zij nu eenzaam onder al die vreemden zal zijn; nog nooit verzekert hij heeft hij aldus tot een vrouw gesproken, zij is de eerste die indruk op hem heeft gemaakt en hij wil alles doen om haar in haar smart te troosten. Maar Briseis antwoordt hem dat zij terecht zéér lichtvaardig zou schijnen, indien zij een man die zij in 't geheel niet kent, haar liefde schonk; liefde brengt ook veel ongeluk mede, »tegen éen die lacht zijn er zes die wenen" en de mannen bedriegen een meisje zo licht. »Maar gij zijt van hoge geboorte en welopgevoed en indien ik ooit iemand zou liefhebben, zou het niemand anders zijn dan gij!" Diomedes stelt zich, vrij natuurlik, hier mede tevreden, hij ziet nu wel dat zij »n'esteit mie trop salvage". Hij begeleidt haar nu naar haar vader's tent en neemt dan afscheid. Nu komen er vele Grieken haar een bezoek brengen die Briseis zeer beleefd ontvangt. Er zijn nog geen vier dagen vervlogen of zij voelt al geen lust meer om terug te keren. Maar kort daarop verovert Diomedes het paard van Troilus en zendt het haar als een groet van haar vroegere vriend, een courtoisie die haar toch wel wat grof lijkt; zij laat hem antwoorden dat Troilus een beter ridder is dan hij en zijn beurt wel komen zal. Maar, voegt zij er bij, zij kan niet haten zo als zij moest, hem die haar lief heeft. En 't duurt ook niet lang voor Troilus op zijn beurt het paard van Diomedes machtig weet te worden en Diomedes, meer en meer verliefd, laat zijn hoofd nu hangen, zo treurig er uit ziende als een sperwer bij 't ruien. Briseis merkt wel hoe hij lijdt, maar zo is nu eenmaal de aard van de vrouw, dat, wanneer zij merkt dat gij haar lief hebt, dan werpt zij u alleen maar aanmatigende blikken toe, en hier, zoals zo dikwels, stoot de dichter een harte-zucht voor eigen rekening uit. Maar intussen, Briseis zou eigelik graag Diomedes het paard van Troilus terug gegeven hebben, als dat maar aanging, opdat hij zich wederom in de strijd zou kunnen onderscheiden zij wil het zelf ook eigelik graag kwijt, daar de Grieken de spot drijven met dit geschenk dat zij op zulk een eigenaardige wijze van haar vroegere geliefde gekregen heeft; eindelik slaagt zij er in hem op een fijne manier onder de vorm van een plagerij, aan Diomedes zijn geschenk terug te geven. Nu voelt zij zich gelukkig, dat zij hem helemaal in haar net gevangen heeft en schenkt hem ook nog haar mouw als banier. »Van nu af merkt de trouvère op moet 't Troilus duidelik zijn dat hij niet meer op haar liefde staat kan maken." Troilus wordt dan ook razend van woede wanneer hij bij het gevecht Diomedes met die banier ziet, die hem 't duidelikst bewijs is van de trouweloosheid van zijn geliefde, en onder ruwe scheldwoorden aan haar adres, houwt hij op haar nieuwe ridder los. Lelik gewond wordt Diomedes naar huis terug gebracht, maar nu houdt Briseis zich ook niet langer in: zonder zich aan bedreigingen van haar vader of aan de praatjes te storen, ijlt zij naar de tent van de zieke. Onderweg heeft zij een hevige innerlike strijd te doorstaan, zij noemt zich zelf trouweloos, »om mijnentwil zullen de vrouwen heel wat over hun valsheid moeten horen, en het is wel waar dat mijn aard wel wat