United States or Bosnia and Herzegovina ? Vote for the TOP Country of the Week !


De goden, die de Kaïnieten aanroepen, worden niet gezegd "doof" voor hen te zijn als ijdele spooksels en niet bestaande wezens, zooals elders wel eens in zoodanig redeverband gemeend wordt; maar in de bedoeling des dichters zijn de uit het Paradijs verdreven geesten, die de hemellichten en de lucht tot verblijfplaats gekozen hebben en zich door de menschen als goden laten aanbidden, "doof" d.i. ongenegen de beden der Kaïnieten te verhooren, omdat deze strijd voeren tegen de afkomst dier geesten, tegen de Reuzen.

Zie den Ien Zang, vs 394, volgg. IIe Zang, vs 480, bl. 28 rl 16 v. o. Elpine voerde in 't hart haar nimmer heelbren grief Door 't bloeiend palmwoud rond. Na hem voor eeuwig te hebben afgewezen, schijnt zij weder noordwaarts teruggekeerd en zoo gekomen te zijn in dezelfde streek waar het leger der Kaïnieten onder Argostan zich had neêrgeslagen.

De Kaïnieten zullen door de Hel met "list" worden bestreden, daar zij door getal en schranderheid de Reuzen te sterk zijn. IIIe Zang, vs. 255, bl. 42, rl. 5 v. b. Bezadigdheid en list zijn veiligst. 'k Ken dat wapen. Bekruip in vriendenschijn den vijand onder 't slapen; Mislei; bedrieg; vervoer!

Het fiere Hanoch, 't oudst der burchten, stak het hoofd In 't uiterst Oost omhoog, van d'uchtendgloed gestoofd; En telde als moederstad, van Land- tot Landgewesten, Een overtalrijk kroost in meer bekrompen vesten: die hoofdstad was voor de tweede maal in handen der Reuzen gevallen, die daar den zetel hunner macht gevestigd hadden en zich de weelde der Kaïnieten hadden laten welgevallen.

Deze haar minnaar moest zich, als vader van het uit haar te verwachten kroost, aan het belang der Reuzen verbonden gevoelen; en uit verschillende aanduidingen in het bestaande fragment aanwezig, blijkt, als door D.C. is opgemerkt, dat Elpine in bloedverwantschap moest staan tot Segol, het opperhoofd der Kaïnieten, die, zoover als het dichtstuk loopt, voorkomt als de gelukkige handhaver des menschdoms, tegen de overmachtige dwingelandij der Reuzen; die, in dezen kamp kennelijk door God beschermd zich gezind toont Hem te dienen, en, daar waar het fragment eindigt, op het punt staat eene goddelijke openbaring te ontvangen.

De wakkre Kaïnieten Bedekten de aard weldra, sints Abels bloedvergieten Hunn' stamheer, met den vloek geteekend van dien moord, Naar 't diepst van 't Oosten dreef en Pizons slinkerboord, Om aan der heuv'len voet, waar Ur en Ets zich voegen, In eenzaam zelfverwijt een ledig erf te ploegen.

Aldaar wordt, onder zekere teekenen, die in het leger der Kaïnieten gezien waren, of althans "geloof" vonden, na andere wonderen ook dit vermeld: Een slang ontsprong aan 't ei waarop de stroomzwaan broedde;

Beleg van Hanoch, eertijds de hoofdzetel der meest beschaafde en verdorven Kaïnieten, thans van het rijk der Reuzen, die met eenige beschaving vooral ook de afgoderij hunner thans met hen samenstemmende verwonnelingen hebben aangenomen. Gruwelen aldaar door hen bedreven, menschenoffers, anthropofagie, enz.

Hier had, ter rechter zij' van Rigons zoute vlieten, Argostan, opperhoofd der strijdbre Kaïnieten, Zijn legermacht vergaârd, gewapend met de knots En peesboog: 't lichaam met gevlekten tijgerdosch Omhangen, en gegord met tijgren ingewanden, Tot taai en stevig koord gewrongen met de handen.

IIIe Zang, vs. 302, bl. 43, rl. 16 v. b. 't Gruwzaam kroost der list. De Hellegeesten, gereed de Kaïnieten met list aan te randen, storten zich op het dal, waar hun leger zich heeft nedergeslagen, uit. IIIe Zang, vs. 311, bl. 43, rl. 16 v. o. Zijn schedel nokt en schudt als 't schuddend popellover.