United States or Libya ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daarbij keek hij mij aan met een blik alsof hij wilde zeggen: Ik ben ook niet van vandaag of gisteren, evenmin als gij, dus mij zult gij niet voor den gek houden. Hij was in elk geval slimmer dan de rechter van dezen Kasa. Deze laatste scheen den glimlach te hebben gezien en de bedoeling begrepen, althans hij zeide: En dat wilt gij niet gelooven, Toma?

Maar hier rijdt men niet graag bij nacht door onbekende bosschen, en vooral niet als de Aladschy's in de nabijheid zijn! Die? vroeg hij met goed geveinsde verbazing. Kent gij hen? hernam ik. Hij ontkende kortweg. Maar gij hebt toch wel eens van hen gehoord? vroeg ik verder. Slechts weinig. De Kasa Mufti vertelde mij, dat zij u wilden overvallen. Dat heb ik vernomen. Van wien? Van een goed vriend.

Deze menschen waren toch zoo gemakkelijk te doorzien! Ik vermoedde dat aan dezen Toma door de beide Aladschy's was opgedragen ons gade te slaan en hun zijn ervaringen mede te deelen. Weldra bemerkten wij de gevolgen van de verhalen van den Kasa Mufti.

De dag die achter ons lag was zóó rijk aan gebeurtenissen geweest, dat wij moeilijk tot rust konden komen. Nog geruimen tijd praatte ik met Halef en deelde hem mede wat ik van den Kasa Mufti omtrent de Aladschy's had vernomen. Ook vertelde ik hem dat de bijgeloovige man zich had laten wijs maken, dat hij niet door kogels was te dooden. Sihdi! merkte hij op, dat kan gevaarlijk voor mij worden.

Alles was juist op tijd geschied, want toen ik terugkeerde, kwamen de Kasa Mufti met den Naïb en den Ajak-naïb aan. Er waren ook nog anderen bij. Toen de eerste mij bemerkte, kwam hij naar mij toe, trok mij op zij en zeide: Effendi, gij begrijpt wel waarom ik ben gekomen? Gij wilt mij zeker mededeelen, hoe het met den Kodscha Bascha gesteld is. O neen, neen!

Met kraaiende stem, die tot op grooten afstand verstaanbaar was, begon hij: In den naam van den Profeet, en in naam van den Padischa, wien Allah een lang leven schenke, wij hebben deze Kasa bijeengeroepen om te oordeelen over twee misdaden, die heden in onze stad en in de nabijheid daarvan, hebben plaats gevonden. Selim kom naar voren. Gij zijt de aanklager. Vertel nu, wat er met u is gebeurd.

Wat mij betreft, ik wil liever met de geheele zaak niets meer te maken hebben. Heer, hoe zal ik het zonder u klaar spelen! Dat moet gij zelf weten. Gij zijt toch Kasa Mufti. Toen de Padischa u dat gewichtig ambt opdroeg, deed hij dat toch zeker in het vertrouwen dat gij daartoe de noodige bekwaamheid zoudt bezitten, en ik veronderstel dat gij dat vertrouwen niet zult willen beschamen!

Ik antwoordde luid, zoodat iedereen mij kon verstaan: Tot mijn groote vreugde hoor ik, o Kasa Mufti, dat uw rechtvaardigheid even groot is als uw scherpzinnigheid, en daarom vraag ik u, wie eigenlijk den kaftan heeft gescheurd?

O, neen, zeker niet. Ik zal een streng en rechtvaardig rechter zijn. Zou ik zijn vrouw ook arresteeren? Neen. Zij heeft haar man moeten gehoorzamen. Wij gingen nu weer naar buiten, waar wij door de anderen, waaronder ook Halef, werden opgewacht. De Kasa Mufti stootte mij aan en vroeg: Effendi is het nu niet een geschikt oogenblik. Waarvoor? Om een goed woordje voor mij bij den Hadschi te doen.

Deze! antwoordde hij op Halef wijzende. Wij weten nu, wie het is en wat hij heeft misdreven, en zullen dus beraadslagen wat ons in deze te doen staat. Hij fluisterde een poos met zijn mederechters en zeide toen met luider stemme: De Kasa heeft besloten, dat den misdadiger op iedere voetzool veertig zweepslagen zullen worden toegediend, waarna hij veertig dagen zal worden gevangen gezet.