United States or Faroe Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Stoort men die arme verdwaasden in hun werk en vraagt men wat zij doen, dan zien zij u ernstig en gewichtig aan, schudden het hoofd en mompelen: 'Wistik! Wistik! Ja, dit alles is de schuld van dien kleinen, naren kabouter. Pas op voor hem, Johannes! Doch Johannes staarde voor zich naar de zwaaiende en piepende boomen; boven zijn heldere kinderoogen plooide zich de teedere huid tot rimpels.

"Dat kan wel zoo schijnen," zei de raaf, "maar dezen keer geloof ik, dat je er me dankbaar voor zult wezen, dat ik je zeg, dat de kabouter het zoo heeft bepaald: dat je een mensch zoudt worden, als je Maarten, den ganzerik, weer thuis bracht, zoodat je moeder hem op de slachtbank kon leggen." De jongen stoof op. "Dat is niets anders dan een ellendig bedenksel van jou!" riep hij.

Anders hadden ze hem zeker gewaarschuwd, want het was een gevaarlijk guurke, dat het anderen terdege lastig wist te maken. Een kwaadaardig en eigengereid ventje, even listig als hij klein was, de eerste bij plagerijen, de laatste als een moedige daad moest worden verricht. En bang voor zijn hachje ...! Een echte slechte kabouter was hij. Dien had Hilbert nu tot vijand!

Maar wie kan helpen zonder geld?" "Het is waar! al wat ge daar zegt!" barst de oude uit. "Aan God geloofden zij; maar nog meer aan den duivel, 't meest aan den boozen berggeest en den kabouter in de schuur. Al het graan werd in den brandewijnketel gestopt. Niemand zag een eind aan de ellende. In de meeste grauwe kamers heerschte nood. Verborgen smart maakte de tongen der vrouwen bitter.

"Die kabouter is heel lichtgeraakt. En ik ben bang, dat als je nu zijn aanbod niet aanneemt, het je moeilijk vallen zal er hem later weer toe te bewegen een mensch van je te maken." Dat was nu vreemd van dien jongen: zoolang hij had geleefd, had hij van niemand gehouden. Hij hield niet van zijn vader of moeder, niet van den meester, niet van zijn kameraden, niet van de jongens in de buurt.

Telkens keek hij op zijn horloge, en zuchtte dan. Hij was veel te lang bij de kabouters gebleven. Hij zou zich moeten haasten. Hij had zich ook nog te verkleeden. Waarom had hij dat niet in de Gietensche herberg gedaan? Hij repte zich, wat hij kon. De kabouter had moeite hem bij te houden: voortdurend moest hij kleine sprongetjes maken, om geen terrein te verspelen.

Als hij niet gevoeld had, hoe zijn rechterwang gloeide van de oorvijg, zou hij in de verzoeking gekomen zijn te gelooven, dat alles maar een droom geweest was. "Vader en Moeder zullen in alle geval wel beweren, dat het niet anders geweest is," dacht hij. "Zìj zullen wel niets van de preek willen aftrekken om den kabouter. Het is het beste, dat ik maar gauw ga zitten lezen."

Toen de jongen dat hoorde, fronste hij de wenkbrauwen, en balde de vuisten, zoodat de knokkels wit werden. "'t Is wreed van den kabouter," zei hij, "dat hij me zulke voorwaarden stelt, dat ik niet naar huis kan komen en mijn ouders helpen. Maar 't zal hem toch niet lukken me tot den verrader van mijn vriend te maken.

Zoodra de kabouter over den steenen kant om de plaats heen gekomen was, sprong hij regelrecht op de kooi van den eekhoorn toe, en omdat die zoo hoog hing, dat hij er niet bij kon, ging hij naar de schuur, waar het gereedschap stond, en haalde een lat, zette die tegen de kooi en klauterde daarlangs naar boven op dezelfde manier, waarop de zeeman tegen een touw opklautert.

Hij merkte, dat hij met iets vreemds en griezeligs in aanraking gekomen was, en hij was maar blij, dat hij van dat duivelsche gedoe weer afkomen kon. Hij ging daarom dadelijk op den koop in, en hield het net stil, zoodat de kabouter er uit kruipen kon. Maar toen die er bijna uitgekropen was, viel het den jongen in, dat hij grooter schatten had moeten bedingen, en alle mogelijke heerlijkheden.