United States or Norway ? Vote for the TOP Country of the Week !


De zwarte inboorlingen en de Kaffers van de oostkust, de Boschjesmannen van het binnenland en de Hottentotten van het zuiden leven hoofdzakelijk van de veeteelt en van de jacht. Kaapstad.

De echte Yankee werd aan het vice-admiraliteitshof aan de Kaapstad aangegeven, veroordeeld als wettige buit en voor den dienst aangekocht.

Toen de Beagle in Kaapstad was, deed ik een uitstapje van eenige dagen het land in, dat minstens voldoende was om hetgeen ik gelezen had duidelijker te maken.

Op de lange en moeilike reis over de ruwe en hobbelige wegen van Kaapstad naar hun boerderij brak het bijna allemaal, als ze nog de moeite deden om het mee te brengen. Het werd gewoonlik op zeer doelmatige wijze vervangen door houten vaatwerk of door kalebassen, die voor allerlei doeleinden gebruikt werden.

Doch gewoonlik bezaten de boeren behalve hun gewone werkpak, dat meestal zijn ontstaan aan huisvlijt te danken had, een blauw pak, dat alleen voor de dag kwam, als ze naar een nachtmaal of naar Kaapstad gingen en in 't laatste geval nog eerst, als ze bij de ingang van de stad waren . Dat duurde dan misschien hun gehele leven.

Toen ik in Kaapstad de beteekenis van dat woord vroeg, wilde men mij volstrekt inpraten, dat het een Hollandsch woord was, maar ten slotte wist een van de professoren van de Z.-Afrikaansche Hoogeschool mij toch in te lichten. De Hottentotten noemen 'n verdord boschje of boompje haroo, en daarvan is door de Europeanen ten slotte het woord karoo gemaakt.

»Je behoeft me niet zoo aan te kijken," zeide Frits met een wilden lach; »wat helpt een borrel? Ik moet een bierglas vol hebben! We willen vroolijk zijn, Jack, en drinken en ons verdriet verdrinken!" Zoo had Arthur Bremer ook gesproken, die uit Kaapstad was gekomen, en als vrijwilliger had dienst genomen.

Want ze trokken zich er niets van aan, zodat in 1727 die wet maar weer werd herroepen, daar men ze toch niet kon toepassen. Kaapstad was vrij hard vooruitgegaan in huizenaantal. Valentijn zegt er van: »Wanneer ik in 't jaar 1685 hier quam, stonden er de huizen vrij ijdel en in vergelijking van nu zeer weinig. Ze waren gebouwd van steen, die in een steengroeve er dichtbij werd gehakt.

Hoe lang we op de zee gebleven zijn, weet ik niet, maar 't was lang. Ik kon niks zien, als net lucht en water. Ook geen berg, of geen boom, of geen stukkie grond, zo groot als mijn hand. Net lucht en water. Maar eindelik kwamen we weer bij 't land, en laadden ze ons af. Dit was bij Kaapstad.

Wij troffen het bijzonder goed met het weder, zoodat er niets ontbrak aan het effect wat deze toer kan geven. Toen wij om vier uur tehuis kwamen, hadden wij nog precies tijd om ons te kleeden, om aan de uitnoodiging van sir Frederick Smith, burgemeester van Kaapstad, gevolg te geven.