United States or Bangladesh ? Vote for the TOP Country of the Week !


Onze jonge lieden, naast elkander gezeten op eene hooge zerk, op welke een groot bronzen blazoen prijkte, hadden eene pooslang al peinzend meegezwegen met de roerlooze stilte om hen heen. Justus brak eindelijk het mijmeren af: »Is het niet als een sprookje?.... En dat er menschen zijn, die voor zoo iets niet het geringste gevoel hebben!

Had zij uit tienduizend moeten raden, zij zou geen ommezien in onzekerheid verkeerd hebben of =die= naam, en geen andere, moest er geschreven staan op het couvert van dien brief. Toch werd zij gloeiend rood, en terstond daarop doodelijk wit. Hare anders zoo zachte oogen bliksemden. »Neen!" riep zij, en op de zerk stampend, die hol klonk onder haren voet: »neen, Justus! dát doe ik niet!"

Even zedig, even eerbaar was een eeuw later de »burgerlijke vrijage« tusschen Kobus en Agnietje, ons door Justus van Effen verhaald in zijn »Hollandschen Spectator«, vertoogen, die aan hun levendigen verhaaltrant de eer danken van hunne plaats in tegenwoordige bloemlezingen.

Dit in aanmerking nemende alsmede dat eene krachtige maag een zegen heeten mag, zelfs al kan men haar in den regel niet vullen met wildbraad of pastei, en dat welgeschapen leden ook onder een schamel jasje eenen jongen man niet misstaan meende Justus dat voor eenen spruit van eenen plattelands-brievengaarder het ouderlijke erfdeel heel wat kariger had kunnen uitvallen.

»Malle kwibus!" riep Mary; en Justus hoorde hoe zij hem eenen tik gaf op zijne hand. »Wil je me nu laten uitlezen? Waar bleef ik ook weer ahem " Doch ja! uit mijnen hartstocht, uit mijne maatlooze liefde voor u put ik mijnen moed. Mary! ik ben arm, ik ben niets nog het is waar. Maar door u begunstigd, met het uitzicht op uwe wederliefde als mijne rijzende morgenzon in het verschiet

"De vriendin, waar ge van spreekt," zegt Kosmo, "bewees eene vrouw van smaak en oordeel te zijn: van smaak, dat zij het "verlost Jeruzalem" op prijs stelde, van oordeel, dat zij den raad innam van een zoo voortreffelijk dichter, als waarvoor gij, naar ik hoor, bekend staat. Uw naam is...." "Justus Vondelius, Uwe Doorluchtigheid."

»Elke ridder had zijne eigene jonkvrouw, zoo mooi als de avondzon, voor wie hij den ganschen dag verzen opzei, en lanzen brak in het steekspel, en andere ridders bevocht." »En .... Justus...." »Nu?" »Wie zou jij wel kiezen tot je jonkvrouw?" »Ik!" lachte Justus: »maar ik ben immers geen ridder! Ik ben maar een arme ondermeester. Voor mij komen geene jonkvrouwen te pas!" »Goed!

»Wel neen!" sprak Marieken, thans weer met haar welluidend stemmetje als vanouds: »Nu is alles behouden. Want nu, Justus, zijn wij =beiden= gehoorzaam geweest aan het parool. Nu staat er niemand meer tusschen ons. Na déze beproeving kan niets ons meer vervreemden." Aan elke historie pleegt een slot te zijn. Hoe, indien wij déze eens zónder lieten?

De schrijver van een tooneelstuk "Krates", getrokken uit den roman van dien naam van Justus van Maurik, had het uitsluitend opvoeringsrecht daarvan overgedragen aan een tooneelgezelschap, dat hem aansprak wegens het zonder zijne toestemming vertoonen van eene nieuwe bewerking van hetzelfde stuk.

Wat deed er Marieken zoo van kleur verschieten? Wat zette er haar hartje zoo aan het bonzen, dat zij hare hand zich in de zijde moest drukken?.... Was Justus Eykendaal temet haar goede vriend niet langer? Kon hij haar vreemd geworden zijn, wellicht? Vreemd? ja en neen. Vreemd van aangezicht, neen: want dagelijks nog zag zij hem komen en gaan. Maar vreemd van hart, ja.