United States or Algeria ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wat nu de overige beschouwingen van mr. Freseman Viëtor over de rechtmatigheid van het auteursrecht betreft en van diegenen zijner medeleden in de Juristen-vereeniging, die met hem voor "het algemeen belang" stemden, daarvan kan nog in het kort het volgende worden gezegd.

Deze overweging schijnt bij den schrijver zoozeer overheerschende te zijn geweest, dat het eigenlijke onderwerp zijner beschouwingen, n.l. het auteursrecht, er soms door op den achtergrond geraakt. Dit was b.v. het geval in de beschouwing, die ik hier laat volgen, gehouden in de vergadering der Juristen-Vereeniging.

Reeds uit de wijze, waarop het aan de leden der Juristen-Vereeniging voorgelegde vraagpunt was geredigeerd valt de begripsverwarring, waar Gierke op doelde, eenigszins te constateeren.

Doch geen dezer theorieën is steekhoudend gebleken; het auteursrecht liet zich langs dezen weg niet "bewijzen". Dit is door de meeste Nederlandsche schrijvers over 't auteursrecht en in 't bijzonder door de meerderheid in de reeds meermalen genoemde vergadering der Juristen-Vereeniging ook zoo ingezien; het grootste gedeelte hunner beschouwingen strekte juist, om de onhoudbaarheid van de zoogenaamde »juridische" theorieën aan te toonen.

Het hoofdbeginsel werd slechts door enkele leden aangeroerd en maakte "geen bepaald voorwerp van redetwist" uit . Van meer gewicht was de vergadering der Nederlandsche Juristen-Vereeniging in het jaar 1877 gehouden, waar de vraag aan de orde was gesteld: "Naar welk hoofdbeginsel moet de Staat de rechten van schrijvers en kunstenaars op het product van hun arbeid regelen?"

In denzelfden geest als de beide praeadviezen viel ook het oordeel uit van de meerderheid in de vergadering der Juristen-Vereeniging. De theorie van den letterkundigen eigendom verwierf slechts negen van de negen en veertig stemmen. De door Jhr. Mr.

B. van den Velden, Over het kopyregt in Nederland, 's Gravenhage 1835. Mr. Het auteursrecht, Kantteekeningen op het ontwerp van wet tot regeling van het auteursrecht, Utrecht 1877. Praeadvies voor de Nederlandsche Juristen-Vereeniging, Handelingen der Nederl. Juristen Vereeniging 1877 I pp. 34 sqq. Henry Viotta, Het auteursrecht van den componist, Proefschr. 1877. Mr.

G. Belinfante, die in een Themis-artikel het recht der schrijvers uit den eigendom van het manuscript poogde af te leiden, vonden van verschillende zijden krachtige en doorgaans zóó afdoende bestrijding, dat er van hunne theorieën weinig overbleef . Het scheen wel, alsof met de uitspraak der Juristen-Vereeniging het laatste woord in deze zaak gesproken was.

Het is een antwoord, dat eigenlijk gelijk staat met de erkenning, dat de rechtswetenschap hier geen voorlichting weet te schenken. Uit juridisch oogpunt is het resultaat, waartoe de Juristen-vereeniging kwam, dus niet anders te noemen dan negatief; men bepaalde zich tot het bestrijden en afkeuren van de voorgestelde theorieën, zonder iets anders daarvoor in de plaats te stellen.

Dat de onderscheiding, welke ik hier heb pogen aan te geven, door de leden der Juristen-Vereeniging niet altijd goed in het oog is gehouden, is waarschijnlijk vooral te wijten aan de theorieën, die zij bestreden en wel in 't bijzonder aan de theorie van den letterkundigen eigendom.