United States or Togo ? Vote for the TOP Country of the Week !


Toen ik het Hardangsche verliet, vernam ik van een mijner makkers, dat een reiziger van het noorden over de hooge bergvlakten van Rjukanfos zoude komen. Morgen zal hij reeds daar zijn." »Welke reiziger is dat, Joël?" »Dat weet ik niet, zusjelief. Ik ken zelfs zijn naam niet. Maar ik moet noodzakelijk daar zijn, om hem naar Dal te begeleiden."

Hij zou hen dan niet meer verlaten, maar bij hen blijven, tot het oogenblik, dat die loterijtrekking zoude geschieden, welke tegen drie uren plaats moest hebben. Toen Joël wakker was en zich gekleed had, ging hij zijne zuster Hulda opzoeken, die hem kant en klaar op hare kamer zat te wachten.

Ik ben inderdaad de verplichte van Hulda en Joël Hansen. Dat staat als een paal boven water! Maar.... juist.... daarin zit het hem! Dat zijn van die verplichtingen, die men niet met goud vergelden kan.

»Neen, niet gemakkelijk, zooals gij zeer juist zegt," hernam Joël. »Onthoud, dat ik iemand ben, die slechts beleefdheden aanneem van hen, die het recht hebben ze te bewijzen!" »Joël," riep vrouw Hansen uit. »Broeder!.... broeder!" kreet Hulda, wier smeekende blik Joël tot zelfbeheersching aanmaande. »Kan ik thans spreken?" vroeg Sandgoïst.

»Zij zou beminnelijk geweest zijn, en bovendien als uwe echtgenoote verstandig en goedaardig," zei Hulda. »Zoo, meent gij dat, mejuffrouw?" »Voorzeker, meen ik dat." »Goed, goed. Ik geloof u, ik geloof u." »Maar als u zulk een ongeluk overkomen zoude zijn, dan zouden uwe bloedverwanten, uwe vrienden, mijnheer Sylvius...." wilde Joël zeggen.

»Wie kan die man zijn?" vroeg Joël. »Ik weet het niet," antwoordde Hulda. Maar, bij het geven van dat antwoord, trad het jonge meisje eenige schreden vooruit. »Ik herken hem," zeide zij eensklaps. »Herkent ge hem?" »Ja." »Wie is het dan?" »Wel, het is die Sandgoïst!" »Sandgoïst van Drammen?" »Ja!" »Diezelfde kerel, die eens gedurende mijne afwezigheid te Dal is gekomen?...." »Ja dezelfde!"

»Ja, en dat vraag ik nog, Joël." »Welnu, niemand anders dan gij zult mij vergezellen." »Ik?" »Ja, gij!" »Maar...." »Gij hebt afleiding noodig, en daarom neem ik u mede, Hulda." »Dat is inderdaad eene goede gedachte van u, dierbare broeder." »Niet waar?" »Ongetwijfeld." »Maar neemt gij het aan?" »Voorzeker. Ik dank u wel, Joël."

En juist trachtte een toerist dat prachtige schouwspel in zich op te nemen. Hij zat op een rots op den hoogen linkeroever der Maan-rivier. Vandaar had hij een ruim uitzicht op den Rjukanfos en was daar den waterval het dichtste nabij, terwijl hij hem van uit de hoogte beheerschte. Noch Joël, noch zijne zuster hadden hem bemerkt, hoewel hij op de verhevenheid, waar hij zat, volkomen zichtbaar was.

Laat mij begaan, zuster." Joël stootte toen een doordringenden en langgerekten schreeuw uit. Die werd door den ongelukkigen reiziger blijkbaar gehoord; want hij keerde het hoofd naar den kant vanwaar het geluid kwam. Toen bedacht de koene berggids gedurende eenige oogenblikken, wat terstond verricht moest worden, om den rampzalige op de veiligste wijze aan dat vreeselijke gevaar te ontrukken.

Uren lang kuierde hij, nu eens met Joël, dan weer met Hulda, een anderen keer met beiden te zamen, in de omstreken van Dal rond. Was evenwel het jonge meisje van de partij, dan strekte men die wandelingen niet te ver uit, om haar niet te vermoeien. In de herberg teruggekomen, hield hij zich dadelijk met zijn briefwisseling bezig. Hij schreef brief op brief naar Bergen en Christiania.