United States or Ethiopia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daar ligt een jager achter dien hoop riet. Ik ben maar een lokvogel!" En werkelijk gelukte het hem, hen te beletten onder schot te komen. Jarro had nauwelijks den tijd een grasje te proeven, zoo druk had hij het met wacht houden. Hij riep om te waarschuwen, zoodra een vogel in de buurt kwam.

In den tijd, toen Niels Holgersson rond reisde met de wilde ganzen, was er bij het Takermeer een wilde gans, die Jarro heette. Hij was een jonge vogel, en had nog maar één zomer, één herfst en één winter geleefd. Nu was het zijn eerste lente. Hij was pas uit Noord-Afrika thuis gekomen, en had het Takermeer zoo tijdig bereikt, dat het ijs nog op het meer lag.

Jarro had al dien tijd gefladderd en geworsteld om los te komen; maar toen hij begreep, dat de menschen niet van plan waren hem dood te maken, ging hij met een gevoel van welbehagen in de mand liggen. Nu eerst merkte hij, hoe uitgeput hij was van akeligheid en bloedverlies.

Toen Jarro dat hoorde, werd hij zóó boos, dat hij siste als een slang. "Je bent even akelig als een zwart waterhoen," zei hij tegen Klorina. "Je wil me tegen de menschen opstoken. Ik geloof niet, dat ze zooiets zullen doen. Zij moeten toch wel weten, dat het Takermeer van de wilde eenden is. Waarom zouden ze zooveel vogels dakloos en ongelukkig maken?

Op hetzelfde oogenblik vielen twee schoten achter hem. Drie eenden zonken dood neer in de zee, en Caesar sprong in 't water en haalde ze op. Toen begreep Jarro alles. De menschen hadden hem gered, om hem als lokvogel te gebruiken. En dat was ook gelukt. Drie eenden waren door zijn toedoen geschoten. Hij dacht, dat hij zou sterven van schaamte.

Maar nu hebben immers ook duikers en zwarte waterhoenders en andere oneetbare vogels bijna alle plasjes en rietbosjes ingenomen, en voor hun genoegen, meenen de menschen, hoeven ze het meer niet te behouden." Jarro dacht er niet aan Klorina te waarschuwen, maar hij hief den kop op, en riep Caesar in 't oor: "Caesar!

Hij was zoo bang, dat Moeder of iemand anders hem roepen zou, zoodat hij er niet heen kon gaan. Hij wou immers geen kwaad doen. Hij wou alleen Jarro overhalen om terug te komen. Toch voelde hij wel, dat ze dat thuis niet goed zouden vinden. Toen Peer Ola aan den oever van 't meer was gekomen, riep hij meer dan eens om Jarro.

Maar de dwerg, die hem bevrijd had, zei met de grootste kalmte tegen Caesar: "Als jij zoo eerlijk bent, als je er uitziet, kun je toch niet een goeden vogel willen dwingen, om hier te zitten, en andere in hun ongeluk te lokken." Toen Caesar dat hoorde, grijnsde hij akelig met de bovenlip. Maar een oogenblik later liet hij Jarro los. "Vlieg maar weg, Jarro," zei hij.

Maar wie het meest naar Jarro verlangde, was het kleine jongetje, Peer Ola. Peer Ola was pas drie jaar oud, en had in zijn heele leven nog niet zoo'n speelkameraad gehad als Jarro. Toen hij hoorde, dat Jarro weer naar het Takermeer en de andere eenden was teruggegaan, kon hij daarmeê niet tevreden wezen, maar dacht er telkens aan, hoe hij hem terugkrijgen zou.

Maar hij moest het ongeluk gehad hebben juist in de boerderij neer te vallen, waar Caesar woonde, want nu stond hij daar voor hem. "Wie ben jij?" bromde hij. "Hoe ben je hier in de kamer gekomen? Hoor jij niet thuis op het rietveld?" Nauwelijks kon Jarro moed vinden te antwoorden. "Wees niet boos op mij, Caesar, omdat ik in de kamer ben gekomen," zei hij. "Ik kan het niet helpen.