United States or Kyrgyzstan ? Vote for the TOP Country of the Week !


En, toen hij, weinige dagen later, met Janboer achter de stokrozen op 't benkske zat, toen dacht hij aan de liefderijke hand Gods, die hem gespaard had, en er kwam hem een: Goddank! over de lippen. "Amen," zei Janboer, en Jozef wenkende, gingen zij te zamen naar de keuken, waar moeder Trijntje en Jenneke zaten te spinnen.

De geneesheer, die in de woning van den alom geachten Janboer, haast aan geen misdadig opzet had durven denken, was door Jozefs woorden geheel gerustgesteld, en ging, na een verband te hebben gelegd, huiswaarts, om bloedzuigers te halen, die aan het achterhoofd moesten gezet worden.

Janboer ging heel voorzichtig naar de bedstee de klompen had hij voor de de deur laten staan keek door de reet der gordijnen naar den rustende, en zag dat deze met geopende oogen voor zich uit staarde. Waarschijnlijk had de zachte tred van Janboer Jozefs ooren getroffen: althans hij wendde zich naar de opene zijde der bedstee en zag den boer met zijne doffe oogen droevig aan.

"Nou, nou, 't is al genog," zei Janboer eindelijk, toen er bij al die hartelijkheden ook al weer tranen in 't spel kwamen: "Spoar mien zénuees as 'k oe bidden mag. 'k Het 'r nooit af geheurd of geweten, moar sinds da'k de domeneisjuffer van zénuees heb heuren sprêken, gleuf ik vast da'k ze ook heb." Nu waren dan in Janboers woning de hekken geheel verhangen.

Berend had een geheel ander antwoord verwacht, en keek krek asof ie de vlooi in 't zoad zag. Niet! niet! dacht hij: dan za'k 'em anders sprêken! En den boer volgende, beet hij hem met een nijdige stem in het oor: "Weet ie wel, Janboer, da'k oe ook in mien macht heb? Weet ie wel, da'k giesteren oavend alles heb gezien, en da'j, as ik 't wil, wel is op 't schavot kost kommen?"

"Watte?" zei Janboer den volgenden morgen, toen Berend, die op de deel aan den wanmolen had gezeten, hem iets aan 't oor was komen fluisteren. "Da'k den boer asteblief wel is sprêken wou," herhaalde Berend iets harder. "Sprêken?" hernam de boer: "Wat hei'j dan?

Voorzichtig! 't is donker in de keukenkamer van Janboer. Voorzichtig, er brandt geen nachtlicht, en het flauwe schijnsel der starren, dat door de hartjes in de luiken naar binnen dringt, is niet voldoende om u voor een onaangename kennismaking met de stevige meubelen van Janboer te vrijwaren. Voorzichtig! wij zullen u met het terrein bekend den weg wijzen. Pas op! Links van den ingang hebt gij het groote kabinet. Wat daarin zit, weten wij niet. Janboer weet het best, en misschien ruilt hij den inhoud niet voor dien van uw kunstig bewerkte en zekere brandkast. Wacht, hier zoudt ge u leelijk kunnen stooten aan de ijzeren vuurplaat; en buk u wat, want de vooruitstekende schoorsteen is niet bijzonder hoog; jammer dat gij die mooie porseleinen pullen en schotels niet zien kunt, Mevrouw, wel wat groot voor uw étagère, maar voor uw pronkkamer

't Was omtrent het oogenblik, waarin Janboer en Trijntje baden. Baden zij ook voor de onschuld hunner dochter? Ja, zeker hebben zij voor hun kind gebeden, maar, voor hare deugd hadden ze niet te vreezen, want Jenneke was braaf en goed, en had God lief met een rein en schuldeloos hart. 't Bleef, noar Berends zin, al te lang stil.

Toen deze was aangekomen Janboer had niet op den dokter gewacht, maar in vreeselijke onrust terstond den terugtocht aangenomen, vroeg deze natuurlijk in de eerste plaats, na den patiënt te hebben onderzocht, hoe de wonde ontstaan was.

Den valschen beschuldiger, den bewerker van Janboers overijling, den schelm, die met de treurige omstandigheid, zoo brutaal als slecht zijn voordeel had willen doen, en die bij de natuurlijke verwerping van zijn schandelijk aanbod, den boer met een gerechtelijke aanklacht had durven bedreigen, den schijnbaar vromen Berend, kon Janboer niet langer onder zijn dak dulden, en met zijn bijeengepakt boeltje in een zak over den schouder, en het volle loon in den buidel, trok Berend tegen den oavond het dorp in.