United States or Portugal ? Vote for the TOP Country of the Week !


De slechte tijden brengen er ons onder, en wat de Franschen ons hebben laten houden, dat nemen de avekaten en de joden ons af; overmorgen moeten we vijfhonderd daalders aan Itzig betalen, en wij hebben geen schelling." "Vader doet toch net alsof alles in orde is."

Gisterenavond had de punch hem tot een' rijk man gemaakt, en vandaag keek hij, als een bedelaar, in zijne laars, en al liet Itzig zich ook bepraten, om tot paschen te wachten, zoo was dit eenvoudig uitstel van executie. "Vader," sprak de molenaarsvrouw, "'t is het beste, waarlijk! wat onze Fieken en ons kan overkomen."

"Hoe dat zoo?" vroeg mijn oom. En de oude molenaar vertelde zijne verlegenheid met Itzig. "Hm," zeide mijn oom en hij streek zachtjes met zijne hand van boven af, zijn aangezicht langs, tot aan de kin; verder kwam de hand niet, daar bleef zij haken ten gevolge van den harden baard; de kin zakte naar beneden, de mond opende zich en zoo keek hij eene poos stijf in de lucht rond.

»Die wiesneuzigheid kui je wel veur oe eigen zölfs holden antwoordde Jaaije, en gunk voort: Itzig vertelde mi lest, dat al wat die peerde-daomes um de hoed hebt, gien twee lood weg. 't Is alle maole wind-agosie en wat het fersoen betreft, daor geeft ze maor een heel klein beettien umme.

"Molenaar Voss," vroeg de oude heer, "hebt ge van dien en dien en dien koren om te malen gekregen?" "Ja mijnheer de baljuw." "Waar is dat koren gebleven?" "Dat heb ik aan Itzig verkocht; maar de zakken liggen bij mij in huis, die zal ik aan 't gerecht afleveren." "Zoo? Wel, dat is alleraardigst.

Itzig zee lest, dat de bedsteên der zoo klein weurden maakt, umdat aanders de stad veur 't volk te klein was, maor dat ze wal grooter zult worden as de vestingwarken zint op eruumd. »Toe Veltink," zee de vrouw, »tast nou toe!" »Och mense", zee ik »'t is mij onmeugeliek wat te gebruuken nao tiene.

En de oude molenaar keek den raadsheer aan, om te zien, hoe die het deed, en toen deed hij 't ook zoo, en hij antwoordde mijn' oom: "Ja, mijnheer, en ik denk ook niet meer aan Itzig."

Blieve zoo ver meugelik van de Trakhener hingste, want, zeg Itzig, die met de körf löp, 't is gebeurd in 's Konings Haag, dat zoo'n hengst over 't binnenhekke sprunk en met de veurpoote teregt kwamp in de schoot van een olde verdreugde baronesse. Dat zul nou gien landschapshingst doen, maor die Trakhener hebt en groote verbeeldinge en malle virtuten, geliek as al 't volk oet de tente.

Hier staat mijn zegel onder, kijk maar, hier! een gierststengel, omdat ik "Herse" heet; 'k had er ook een valpoort op kunnen laten graveeren, omdat dit in 't Fransch "herse" beteekent; maar 'k ben niet voor de Fransozen, en hier, er om heen, staat mijne authorisatie: not: pub: im: caes: en hier staat de onderteekening van den jood: Itzig; en wat geschreven is, is geschreven."

Morgen laat ik Itzig komen; en let maar eens op, hoe gedwee hij wezen zal; want, ik weet iets van hem, een geheim, waar niemand verder meê te maken heeft; maar, wat moois is 't niet.