United States or Qatar ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Ik geloof, dat ik me niet vergis: 't was don Rafael Ibarra." "Jawel, don Rafael Ibarra!" riep de jongeman zwakjes. "Och, ik dacht dat u 't wist!" mompelde de militair op medelijdenden toon, toen hij zag wat er in Ibarra's ziel omging. "Ik veronderstelde, dat u..... maar laat u niet ontmoedigen! Hier kun je niet een eerlijk man zijn zonder 's in de gevangenis gezeten te hebben!"

Maar, als meneer Ibarra een beetje meer de voorzichtigheid had betracht..." "Als Padre Dámaso de helft van meneer Ibarra's voorzichtigheid had gehad, wilt u misschien zeggen?" viel Don Filipo in. "'t Kwaje is, dat ze de rollen verwisseld hebben: de jonge man heeft gehandeld als een oud bezadigd man, de oude als een onbesuisd jongmensch."

De knaap volgde het silhouet van zijn moeder, nu en dan beschenen door de stralen der maan, die doordrongen op de open plekken en door de takken der boomen. Het was het geheimzinnige bosch van Ibarra's familie. De jongen struikelde verscheidene malen en viel, maar hij stond weer op, voelde geen pijn. Zijn heele ziel trok zich samen in zijn oogen, die de geliefde gestalte volgden.

Ibarra's ontroering belette haar verder te lezen: de jongeman was bleek, en stapte van 't eene uiteinde van het platte dak naar 't andere. "Wat scheel je? wat is er?" vroeg zij hem. "Jij hebt me doen vergeten, dat ik mijn plichten heb, dat ik nu dadelijk naar 't dorp moet vertrekken. Morgen is het Allerzielen."

Ibarra's rijtuig reed door de drukste buitenwijk van Manila. Wat hem den vorigen nacht droevig gestemd had, deed hem nu bij daglicht ondanks zichzelf glimlachen.

Onmiddellijk daarop verdween 't weer. "Daar, daar is hij!" schreeuwden er ettelijken tegelijk, en weer floten de kogels. De falua en de bangka begonnen hem beide na te zetten: een flauwe zogstreep teekende zijn koers, waarbij hij zich telkens verder van Ibarra's vaartuig verwijderde, dat nu dobberde alsof het verlaten was.

Zoo werd het allengs avond en kwam het uur van terugkeer naar 't dorp. Bij 't laatste zonnelicht ging het gezelschap het bosch uit, stil voortstappend langs het geheimzinnige graf van Ibarra's voorvader. Daarna hernieuwden zich de vroolijke gesprekken. Bij 't schijnsel van bamboe-fakkels en bij gitaar-getokkel trok men ten slotte het dorp in. Bij den filosoof.

Het huis van Maria Clara was een keurig nestje, verscholen tusschen oranjeboomen en ilang-ilang. De twee jongelieden zaten er, kort na Ibarra's aankomst, aan een venster, dat uitzag op het meer. 't Was overschaduwd door bloemen en klimplanten, die langs bamboe- en ijzerdraad er om heen geleid waren en er een zachte geur verspreidden.

Een kogel rukte dien uit zijn handen, en twee knallen klonken achter elkaar. Zonder te ontstellen, drukte hij Ibarra's hand. Deze bleef uitgestrekt op den bodem der bangka liggen. Hij zelf sprong in 't water, met zijn voet het ranke vaartuigje wegduwend. Men hoorde verscheidene kreten, en weldra verscheen op eenigen afstand het hoofd van den jongeman boven water, om adem te halen.

"Nou ja: 't is ook al heel wat maanden geleden dat ik hem opgegraven heb. De 'groote pastoor' woû 't hebben, om hem naar 't Chineesche kerkhof over te brengen. Maar omdat hij wat zwaar was en 't dien nacht regende..." De man kon niet verder. Ontsteld trad hij terug, toen hij Ibarra's houding zag. Deze sprong op hem af, greep hem bij een arm en schudde hem door elkaar.