United States or Germany ? Vote for the TOP Country of the Week !


Stanley Hopkins haalde uit zijn zak een notitieboek. De omslag was versleten en de bladzijden verkleurd. Op de eerste bladzijde waren geschreven de initialen "J.

Na zijn vlucht durfde hij de hut niet weer te naderen, maar eindelijk overmande hij zich om de informatie te bekomen, die hij noodig had. Dit is toch alles eenvoudig en duidelijk." Holmes glimlachte en schudde het hoofd. "Het schijnt mij toe, dat er een maar is, Hopkins, en dat wel, omdat de oplossing totaal onmogelijk is. Heb je wel eens getracht een harpoen door een lichaam te drijven? Neen?

"Ik verzeker u, mijnheer, dat ze er niet waren." "Mijn goede Hopkins, ik heb in vele misdaden het onderzoek geleid, maar ik heb er nog nooit een gezien, die gepleegd was door een vliegend wezen. Zoolang de misdadiger op twee beenen blijft, moet er eenige aanwijzing op den grond voor den wetenschappelijken vorscher zijn te vinden.

Is u van meening, dat dit aan bloedarmoede lijdende jongmensch bij machte geweest is zulk een vreeselijken aanslag te doen? Is hij de man, die met Zwarten Peter rhum met water zat te slurpen in het holle van den nacht? Was het zijn profiel, hetwelk twee nachten vroeger op de gordijnen is gezien? Neen, neen, Hopkins, wij moeten naar een ander en meer gevaarlijk persoon zoeken."

Stanley Hopkins uitte een kreet van blijdschap. "Dank u, mijnheer. U neemt mij daardoor een zwaren last van de schouders." Holmes hief zijn vinger op tegen den inspecteur. "Het zou veel gemakkelijker zijn geweest, wanneer je een week eerder waart gekomen," zeide hij. "Maar zelfs nu behoeft een bezoek nog niet geheel doelloos te zijn.

Watson, indien je tijd hebt, zou ik gaarne willen, dat je ook mee gingt. Als je zoo goed wilt zijn een rijtuig te bestellen, Hopkins, zullen wij binnen een kwartier gereed zijn om naar Forest Row te vertrekken."

Wel, Watson, deze zaak heeft mij tien dagen achtereen geen rust gelaten. Thans ban ik haar geheel uit mijn gedachten. En morgen denk ik, zullen wij er voor altijd het laatste van hooren." Precies op tijd verscheen inspecteur Stanley Hopkins en samen deden wij het uitmuntende ontbijt, dat juffrouw Hudson had klaargezet, alle eer aan. De jonge detective was in de wolken over zijn succes.

Stanley Hopkins bracht ons eerst naar het huis, waar hij ons voorstelde aan een schuwe, oude vrouw met grijze haren, de weduwe van den vermoorden man, wier geel en rampzalig gelaat met de vreesachtige uitdrukking en de door roode randen omgeven oogen sprak van de harde jaren en de mishandelingen, waaraan zij had bloot gestaan.

Wij bonden zijn enkels met een koord vast en stonden buiten adem van de worsteling op. "Ik moet u werkelijk mijn verontschuldiging aanbieden, Hopkins," zeide Sherlock Holmes, "ik vrees, dat de spiegeleieren koud zijn. Het ontbijt zal je overigens niet minder smaken, nu je de zekerheid hebt, dat je de zaak tot zulk een schitterend einde hebt gebracht."

Het is mijn eerste groote kans en ik ben ten einde raad. Kom om 's hemels wil en help mij een handje." "Wel, wel, het treft, dat ik reeds alle beschikbare aanwijzingen en het rapport van het eerste onderzoek met eenige zorg heb gelezen. A propos, wat denk je van dat zakje van robbevel, gevonden op het terrein van de misdaad? Is dat geen aanwijzing?" Hopkins keek verwonderd op.