United States or Caribbean Netherlands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij namen de kortste binnenweggekes en voor elken steenen kapelleken maakte Charlot een kruis, en daar waar de kersen wat laag over de haag hongen plukte Pallieter ze af, en deelde met Charlot. De zon scheen door hun kleeren heen op hun dikke buik, en het kersensap verkoelde hunne darmen. Ze moesten ievers over een grachtje springen, doch Charlot durfde niet en vroeg: "Zet er mij is over, bruur!"

Het land was een weelde van fijne koleuren en teedere tinten. De sneeuw lag er nog bij plekken, en er hongen heel fijne nevelen, die de verten bewasemden, en het rood der daken en het zwart der boomen verzachtten. Door de nevelen weefde de waterzon de weelde van haar jongen glans. En de verten waren daardoor lijk oude tapijten.

Als hij buiten kwam, was het geel uit de lucht, en hongen er grijze wolken maar de dag was nog niet dood. Bij Pallieter stonden al de deuren open, en was het binnenshuis nog donker. Er was niemand ... Onder het afdak zag hij het punt van de zware zeisen glimmen, en hij kreeg een verlangen om er mee te werken.

Hij stond boven op het water met zijn blinkenden, ronden buik, en verders was hij vinnig wit en groen geverfd, met hier en daar wat gele krullen of een helle roode ster; witte zeilen hongen slap nevens den mast, en van boven in den hoogen top fladderde een roode wimpel.

Ook had ze haar slaaplijf van boven drie knoopkens losgezet, en alzoo kwam bloot, onder den halsput, het witte vleeschkussen, waarover de vele vettige linten van hare schapulieren kruisten. Den handdoek, die gewoonlijk onder het slaaplijf, haar borsten indrukte, had ze nu afgedaan, en geweldig als dondertorens hongen ze nu in hun volle malsche dikte naar voren op den grooten buik.

Met de zon er in waren het als perelensnoeren die van de boomen en de pannen hongen. Zwaar, kletsend en rap, dreste het uit de dakgoten, het zong in de zinken buizen, plaste op de straatsteenen en 't klopte lijk harde kneukels en marbollen op het ingezakte, geelgeworden ijs, dat schitterde in de zon.

En hij maakte er nog grootere, kleinere en heel klein en allen dreven ze, als fier over zich zelven, kalm naar omhoog. Ze teekenden zich goud, of rood of groen af tegen de hemelblauwte en hongen daar te zweven nog schooner dan de sterren in den nacht. Er gingen er heel hoog, anderen zakten neer op den grond, barstten kapot tegen een boom, maar de meesten brak de zon vaneen.

Hij zag dan nog eens rond, liet twee vergeten klanken vallen en vloog weg. "Wa 'ne zot!" zei Pallieter. De merelklanken hongen nog in de lucht, als er in de doornhaag ineens een wild, klein vleugelengeslaag en getjilp van musschen woelde, die vochten om een pop.

De zon en de lommer speelden op hunne roode gezichten en glansden helder op de stijve kielen en op de zijden halsdoeken; en daarbuiten, over de haag, schitterde de lenige Nethe, en strekten zich de rustige Zondagvelden uit. Er hongen zoete liederen in de boomen, en de aangename reuk der stoverijen wandelde in het veld.

De Edelen dit verstaan hebbende, schaamden zich hier niet over; maar begeerden na dien dag altyd Geusen genaamt te zyn: waarom veelen van hen graauwe kleederen aantrokken, als de bedelende Graauwe Monniken, en houte nappen aan hunne zyde hongen, met zilvere plaatjes beslagen, waar op in 't Latyn stond: Het gaa den Geuzen wel: of vivent les Geux.