United States or Belgium ? Vote for the TOP Country of the Week !


Met Vader en Moeder zal dit wel schikken: gij hebt kunnen zien dat zij mij over tafel weder vriendelijk behandelden, als vanouds; maar hoe of ik Henriëtte van mijn onschuld overtuig, weet ik waarachtig niet. Ik ben bij haar belasterd: en de laster is als de houtskool; verbrandt hij niet, hij maakt toch zwart.

Het hoofd alzoo vol hebbende van Henriëtte Blaek, van mijn tante Van Bempden, van Andries en van de rooversbende van Zwarten Piet, kwam ik langzamerhand verder.

"Maar dat is waarachtig een roman," ving zij aan, nadat ik mijn verhaal had geëindigd: "en al hadt gij er nog zoo tegen, gij zijt nu toch, naar de schoone orde der dingen, verplicht op haar te verlieven; maar gij ziet, dat uw verhaal mijn vrijspraak medebrengt; want hoe zoudt gij het mij nu ten kwade kunnen duiden, dat ik uw brieven aan Henriëtte heb laten lezen?

"Niet! daar ik de zekerheid heb, dat mijn aanzoek aan Henriëtte niet onverschillig is?" "Goed! maar zij heeft u te kennen gegeven, dat haar oom zijn toestemming waarschijnlijk zal terughouden: en ik moet u betuigen dat ik niet anders zeggen kan, of de man zal gelijk hebben ook.

Geduld, dat is patiëntie, mijn kind, eene heerlijke deugd .... Foert! ik geef het op. Hij wierp het palet in zijn kleurbakje en liep naar de gulden toilettafel, waar hij zijne handen waschte en zijn lang-kroezelend haar recht in zijn vouwen schikte langs een platte middelstreep. Hij bood Henriëtte een sigaretje en stak er zelf een aan.

Van der Hoogen ging daarop mijnheer en mevrouw Kegge bezighouden, en Henriette trad op den bloemruiker toe, haalde er het biljet uit en borg het in haar ceinture, evenwel zoo handig niet of ik bemerkte het volkomen; zij vermoedde dit, en kreeg een kleur. De kaketoe werd daarop haar toeverlaat. Zij hield hem een stukje beschuit voor. "Wat zegt Coco dan tegen de vrouw?"

Eindelijk, kort aan den wal, lag een rijk verguld en nieuw opgeschilderd speeljacht ten anker, waarvan de rijzige mast en de nette tuigage zich scherp en luchtig afteekenden tegen het groene water en de heldere lucht daarachter. "Ik geloof waarlijk, dat daar het jacht van Lodewijk is," zeide Henriëtte, na eenigen tijd daarop gestaard te hebben. "Is hij een liefhebber van zeilen?" vroeg ik.

Tante begon belang te stellen in hetgeen ik mededeelde: haar verbeelding raakte met haar tong aan het wedrennen: en Henriëtte zelve, schoon altijd min of meer schoorvoetende, mengde zich nu en dan in het gesprek, glimlachte zelfs bij wijlen, doch verviel, telkens wanneer ik haar bepaaldelijk toesprak, weder in haar afgepaste, koel beleefde houding.

Henriëtte en Suzanna hielden Tante omvat en alle drie schenen in stille, eerbiedige overpeinzing verzonken. Wat Reynhove betrof, zijn blijdschap was de luidruchtigste.

"Gij hadt beter gedaan," zeide ik, een andere wending aan het gesprek wenschende te geven, "den Predikant aan te zien, dan de jonge Messieurs te begluren." "Kan ik het helpen?" hernam Suzanna: "die man dwong mij wel hem aan te kijken; want hij snikte zoo luid, dat iedereen het hoorde." "Inderdaad," zeide Henriëtte: "nu gij 't zegt, herinner ik mij ook, hem te hebben opgemerkt.