United States or Philippines ? Vote for the TOP Country of the Week !


Volkomen zoo als Hano is ook Henno een oud-germaansche, in Förstemann's Namenbuch vermelde mansvóórnaam, die in den form Henne, en in verkleinform als Henke nog by het friesche volk in volle gebruik is. De geslachtsnaam Hen kan er aan ontleend zijn. Eene zeer gebruikelike verkorting van den bybelschen mansnaam Paulus is Pau.

Batjen geet ter achter staan en Henne smit: den steen sleifert fijn, 't geet er goed op aan, joa, he raakt ze efkes, een paar köpkes valt ter of. "Melken, melken" röp e!

Zij houden veel van fijne, glanzige, kleurige stoffen, zij gebruiken gaarne oostersche parfums, verven de nagels van haar vingers en teenen met henné en trachten haar toch reeds amandelvormige oogen nog te verlengen door ze te beschilderen met antimonium.

"Ik zal wal 't eerste oetsmîten," zeg Bennad. He geet achter 't pötjen staon en smit met den sleiferklei 'n pas of tine wît. Doar maakte ê'n streepken. "Daor gao 'k boaven," röp Henne, den altîd boven alles wil wèzen; moar al kan ê fijn knikkeren, verspöllen deut ê toch op ten doer en manges is ê heelemaole bos. Kik 'm es en onmundig ende smîten.

Ze was groot, lenig, zeer goed gekleed in wijde broek; mooi ondanks de tatoeëeringen en de boven de oogen door een dikke zwarte lijn verbonden wenkbrauwen. Haar mooie handen, met henné gekleurd, droegen groote ringen, en zilveren armbanden omsloten de fijne polsen.

Achter mij tierden de kameraden. De onheusche vrouw snelde kakelend den oever langs, als eene van haar nest verjaagde henne. Ik bleef duizelig achter; zij werd kleiner en kleiner, en was eindelijk nog slechts een zwarte stip in het blanke landschap...

Zijn baard, die, zooals bij alle grijsaards, met henné was geverfd, toonde nog slechts in het onderste gedeelte een weinig rood, maar was overigens sneeuwwit. Die wonderlijke samenvoeging van kleuren gaf den zieke een terugstootend voorkomen, waarmede overigens zijn zwak en lijdend uitzicht niet strookte.

En noo geet e der op de kneene bie liggen en de anderen ok allemaole der ummehen, want ze wilt zeen of e ok jödden wil, maar dat deut e neet; he nemt zoovölle van 't heupken af ase kan zonder dat er en köpken völt; met spieë mag neet, heb ze ezeg. "Noo, mîne vîve he'k," schreeuwt Henne, too 't köpken völt, "no mot ie Lulef."

Al hwat wi fon him sja müge send tha skepsela thêr thrvch sin lêva kvme ånd wither henne ga, hwand inut Wr.alda kvmath alle thinga ånd kêrath alle thinga. Fon ut Wralda kvmth t anfang ånd et ende, alra thinga gêith in im vppa. Wr.alda is thet êne ella machtige wêsa, hwand alle ôre macht is fon him lênad ånd kêrath to him wither.

Hij bleef staan en riep met schorre stem: ", Pallieter, zijde gij het?" en toen schoot hij in een geweldigen hoest. Als hij gedaan met hoesten had, riep Pallieter: "Ik ben 't in eige persoon!" "Wilde mij is overzette?...anders mut 'k zou wijd oemgaan." "Wor trekt henne, Piet?" riep Pallieter. "Nor de Bagijnebossche hout koope! Gade mee? Er zen veul occases te doen!"