United States or Portugal ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij droeg, in eene tassche, acht en veertig zilveren stuivers, wat vier karolusgulden uitmaakt, die heure moeder Tonia Pietersen, woonachtig te Heist, schuldig was, wegens eene verkooping, aan heuren oom Jan Rapen, woonachtig te Knokke. Het meideken, Betkin genaamd, had heure beste kleederen aan, en was blij te moede vertrokken.

Het slachtoffer lag op den rug, met de oogen wijd open naar den hemel, met den mond insgelijks open, alsof het nog om hulp wou roepen. Zij bedekten het lichaam van het meideken met een opperste kleed en droegen het naar Heist, naar het Schepenhuis.

Wat de wolfshuid betreft, dewelke gij mij toont met uw wreeden, ondervragenden vinger, die komt van twee wolven, die ik gedood heb in de bosschen van Raveschoot en Maldegem. Ik had de vellen maar aaneen te naaien om er mij mede te bedekken. Ik verborg ze in eene kist in het duin van Heist; daar ook zijn de kleederen, gestolen door mij, om ze later te verkoopen bij een goede gelegenheid.

Naar Heist stappend, langs het duin, hoorde hij de woedende baren der zee, die schuimend kwamen botsen op de kust, met een gedruisch als van den donder, en den wind, die uit Engeland woei en die huilde in het want van de gestrande schuiten. Een schipper zei tot hem: Die kwade wind doet ons nadeel. Verleden nacht was de zee kalm, doch na zonsopgang rees zij eensklaps woedend omhoog.

Een meideken van Heist, riep Katelijne, die met geweld van de bank wilde opstaan, gij bedriegt mij dus met eene andere, helsche verrader?... Wist gij dat ik stond te luisteren, achter den dijk, toen gij zegdet dat gij al het geld wildet hebben, hetwelk het geld was van Klaas? 't Was zeker om het met heur te verteren? Laas! en ik, die mijn bloed had gegeven, als hij er goud had kunnen van maken!

Want, als ik heur op het zand, in de zonne zoo liefelijk zag slapen met het zakje geld in de handen, maakten liefde en medelijden zich meester van mij; doch daar ik te oud ben en het kind niet kon nemen, beet ik het met de ijzeren tanden. De baljuw vroeg hem waar hij woonde; de vischverkooper antwoordde: Te Ramskapelle; van daar ga ik naar Blankenberge, naar Heist, ja zelfs naar Knokke.

En die van Damme waren met schrik bevangen en dorsten 's nachts zonder goed geleide niet meer uitgaan. Eindelijk toch werden verscheidene kloekmoedige soldaten uitgezonden om den wolf op te sporen, met bevel hem te zoeken, bij dag en bij nacht, in het duin, langsheen de zee. Toen waren ze omtrent Heist, in het groot duin. De nacht was gevallen.

Te Heist, op het duin zijnde, zagen Uilenspiegel en Lamme van Oostende, Blankenberge, Knokke, menigvuldige visschersschuiten aankomen, vol gewapende mannen, die, in navolging van de Zeeuwsche Geuzen, een zilveren halve maan op hun hoed droegen met deze woorden: Liever den Turc als den Paus.

Arm, zeide hij,... niet arm genoeg. Er zijn lage zielen, gieren en raven, die ons zouden aanklagen, zoowel om een zak kolen als om een zak karolussen met Zijne Majesteit te deelen. Wat bezat het arme Tanneken, de weduw van Sies den kleermaker, die ze te Heist levend begroeven? Een Latijnschen bijbel, drie gouden florijnen en wat potten van Engelsch tin, waarop eene buurvrouw loerde.

Uilenspiegel antwoordde: Ik zei u niet van te rijden waar zij ploeteren, doch daar waar zij gaan. Wijs mij ten minste den weg, die naar Heist gaat, sprak toen de man. In Vlaanderen, zei Uilenspiegel, zijn 't de menschen die gaan, en de wegen blijven liggen. Op zekeren dag sprak Soetkin tot Klaas: Man, ik heb den dood op het lijf. 't Is nu al drie dagen, dat Thijl uit den huize is.