United States or Cayman Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Plotseling voelde hij de punt eener hellebaard in zijne bil steken. En eenen vendrig hoorde hij zeggen: Versmaden de pelgrims nu hamelbout? Uilenspiegel zag op de punt van de hellebaard een groot stuk hamelbout steken. Hij nam het en sprak: Bout voor bout, liever heb ik er zoo een tusschen mijn tanden dan zoo'n ijzeren tegen mijn maag. Uit medelijden trek ik dit stuk hamelbout van uw wapen.

Hij moest eens niezen, en bracht zijn servet over zijn gelaat, dat naderhand purpergloeiend te voorschijn kwam, zijpelend van wellust. 't Had hem alzoo deugd gedaan, en hij veegde zijne oogen drooge. Vandaag moogt ge u deugd doen, zei hij. Hij keek naar een rijkelijken hamelbout, die vol souse onder een gulden korste daar gloorde, triomfelijk en wonderbaar.

Als zij alzoo bijna een uur gegaan hadden, zagen zij op de baan eene kar, bespannen met een ezeltje, dat den kop liet hangen. Op den berm van den weg, tusschen twee distelstruiken, zat een man met in eene hand eenen hamelbout en in de andere eene bottel, waaraan hij zich goed deed. Als hij niet at of dronk, zuchtte en weeklaagde hij. Uilenspiegel stond stil, de hond insgelijks.

Het vuur verbrandt u wreedelijk: men legt u te koken in een ketel vol vet, in denwelken men oliekoekjes voor Astarte bakt; gij zijt niets meer dan eene worst in Lucifer's panne, een hamelbout in die van Gielgirot, den grooten duivel, want men snijdt u eerst aan stukken!

Met een zelfvertrouwen van negen gulden, riepen de blinden luide en stout: Baas, geef ons te eten en te drinken, alles van 't beste! De weerd, die van negen gulden had hooren spreken, dacht, dat die in hunne tasschen staken en vroeg wat de gasten wenschten. Toen riepen allen tegelijk: Boonen met spek, hutspot met rundvleesch, kiekens, kalfsvleesch en hamelbout.

Hesp, sprak hij, is heerlijk eten; bruinbier, hemelsche drank, hamelbout, goddelijk vleesch; een gevulde pastei doet de tong van genoegen trillen; een geurige salade is een vorstelijke spijs. Doch zalig is hij, die uwe schoonheid tot nagerecht krijgt. Hoor hem eens bezig. Toe, eet, ondeugende jongen! Uilenspiegel antwoordde: Zou ik niet liever beginnen met de dankzegging? Neen, sprak zij.

Kwaamt gij recht uit Luilekkerland, waar niet te werken valt, en eten en drinken een ambacht is? Gij zijt verdwenen lijk de droge bladeren van den jongsten herfst. Ik wil een hamelbout met erwtjes. Ik, verkensooren. Ik, een rozenkrans van ortolanen, met sneppen als paters en een vetten kapoen als credo.