United States or Vatican City ? Vote for the TOP Country of the Week !


III. Een runisch handschrift; Uitleg van het alphabet. Het geheimschrift. Een geleerd man. Nichtje Gräuben. Ontcijfering van het document. Einde der ontcijfering. IV. Vrees voor het raadselachtige werk. Waar is oom? Moeielijkheden der ontcijfering. De sleutel gevonden. V. De professor aan het werk. De neef valt in slaap. De huissleutel verdwenen. De vreugde van mijn oom.

"Wat er aan scheelt, Gräuben!" riep ik. In twee seconden en met drie volzinnen was het lieve meisje op de hoogte van de zaak. Zij zweeg gedurende eenige oogenblikken. Klopte haar hart gelijk het mijne? ik weet het niet; maar hare hand beefde niet in de mijne. Wij gingen wel honderd schreden ver zonder een woord te wisselen. "Axel!" zeide zij eindelijk. "Lieve Gräuben!"

Ik waag het niet om de verbazing van Martha, de vreugde van Gräuben te beschrijven. "Nu gij een held zijt," sprak mijne lieve bruid, "behoeft gij mij niet meer te verlaten, Axel!" Ik zag haar aan. Zij lachte door hare tranen heen. Men kan licht nagaan welk een opzien de terugkomst van professor Lidenbrock te Hamburg baarde.

Ja, zonder er om te denken had ik, als een verliefde lomperd dien gevaarlijken volzin geschreven! "Zoo, zoo! bemint gij Gräuben!" hernam mijn oom op den echten toon van een voogd. "Ja.... Neen...." stamelde ik. "Zoo, zoo! bemint gij Gräuben!" herhaalde hij werktuiglijk. "Welnu, wij zullen deze handelwijze op het voor ons liggende document toepassen."

"Het is gereed," antwoordde ik bijna bezwijmende. "Breng het dan spoedig beneden, of wij zouden door uw schuld den trein missen!" Tegen mijn noodlot te kampen scheen mij onmogelijk toe. Ik ging weder naar mijne kamer, en mijn valies van de trappen latende glijden, vloog ik het achterna. Op dit oogenblik droeg mijn oom plechtig de "teugels" van zijn huis in handen van Gräuben over.

Het huisje in de Koningstraat, mijn arme Gräuben, de goede Martha, gingen als gezichten voorbij mijne oogen, en in het doffe gebrul, dat door het vaste gesteente liep, meende ik het geraas van de steden op aarde te herkennen.

"Om nu," hernam mijn oom, zich rechtstreeks tot mij wendende, "den volzin te lezen, dien gij geschreven hebt en ik niet ken, zal het genoeg zijn om achtereenvolgens de eerste letter van ieder woord te nemen, dan de tweede, dan de derde, enz." En tot zijne groote verwondering, maar vooral tot de mijne, las mijn oom: "Ik bemin u innig, lieve Gräuben!" "Ei!" riep de professor.

Hij verslond de spijzen. Ik zag hem aan met een gevoel van afschuw. Maar Gräuben was er bij. Ik sprak niets. Ik kon niet eten. Te half zes hoorde ik het ratelen van een rijtuig op de straat. Er kwam een groote wagen voor om ons naar den spoorweg te Altona te brengen. Hij was weldra volgeladen met al de kisten van mijn oom. "En uw valies?" vroeg hij mij.

"Dat zal eene schoone reis zijn." Ik sprong op bij die woorden. "Ja, Axel! en den neef van een geleerde waardig. Het is goed, als een man zich onderscheidt door de eene of andere groote onderneming!" "Hoe! Gräuben! gij raadt mij niet af om zulk een tocht te wagen?" "Neen! lieve Axel! en ik zou u en uw oom gaarne vergezellen, als een arm meisje u niet tot last moest zijn."

De oude meid ging, hevig ontroerd, zuchtende naar haar keuken terug. Toen ik alleen was, kwam ik op de gedachte om alles aan Gräuben te gaan vertellen; maar hoe zou ik het huis uitkomen? De professor kon ieder oogenblik terugkeeren. En als hij mij dan eens riep! En als hij weer eens wilde beginnen met dat raadselachtige werk, dat men te vergeefs den ouden OEdipus zou voorgelegd hebben!