United States or Guam ? Vote for the TOP Country of the Week !


Voor het ingraven der potten doet men het best een leeg groentenbed of een gedeelte van een rabat te gebruiken. Dit stukje grond graaft men, al naar de grootte der potten, een of anderhalve spa diepte uit, men maakt den bodem van het gat gelijk en zet dan de potten er, dicht tegen elkander aan, in.

Alle groote Vossenholen zijn oorspronkelijk door Dassen aangelegd. Voorzoover hiertoe gelegenheid bestaat, graaft de Vos zijn hol aan een berghelling, zoodat de gangen naar boven gericht zijn, zonder te dicht onder den bodem te liggen. In volkomen vlakke streken ligt de kamer dikwijls dicht onder de oppervlakte.

Ook hier zijn het armelijke leemen woningen, met vensters van geolied papier; grauwe muren, nauwe en bochtige straten, waar de regen kuilen in den grond graaft, zoo diep, dat mijn paard er bijna tot aan de knieën inzinkt.

Behalve lucht voor de ademhaling heeft de Mol echter ook water noodig om te drinken; daarom graaft hij altijd afzonderlijke gangen, die naar nabijgelegen poelen of beken leiden. Ingeval deze in de nabijheid niet voorkomen, wordt in de behoefte aan drank voorzien door het graven van een loodrechte gang, waarin het regenwater zich ophoopt.

Op de groote Koffy-Plantagiën graaft men ook eenigen van deeze vaarten, tot het vervoeren van de ingeöogste vruchten in kleine vaartuigen; het geen aan den arbeid der wyd afgelegene Plantagiën byzonder veel gemak aanbrengt. Het is tot dit einde genoeg, een gracht te hebben van twintig voeten breedte, die midden door de Plantagie, en vervolgens naar de diepte heen loopt.

Uren achtereen vervolgt hij den opgejaagden Haas, uren lang woelt en graaft hij in een hol, waarin een Konijn zich verscholen heeft, onvermoeid rent hij een Ree achterna en vergeet onder deze bedrijven volkomen afstand en tijd. Als hij vermoeid is, gaat hij liggen, en zet de jacht voort, als hij uitgerust is.

Hier en daar graaft hij een Hommel- of Wespennest uit en eet met smaak de met larven gevulde en honigzoete raten op, zonder zich veel te storen aan de angels der vertoornde eigenaars; zijn ruige pels, de dikke huid en de daaronder gelegen vetlaag beveiligen hem trouwens volkomen voor de steken dezer dieren.

In 't midden van April of in 't begin van Mei, al naar de sneeuw vroeger of later smelt, begeeft hij zich naar de vogelbergen en zoekt nu zoo schielijk mogelijk het hol, waarin hij vroeger broedde, weder op, of graaft een nieuw gat. In dit opzicht verschilt hij van de Zeekoeten en Alken: nooit legt hij zijn ei op den naakten grond.

De beenpunten voor speren en pijlen verkrijgt men van de beenderen van verwanten. Men begraaft het lijk in het woonhuis zeer oppervlakkig. Als het lijk vergaan is, wat in ongeveer een half jaar is gebeurd, graaft men het geraamte op. Den schedel laat men liggen, maar de beenderen worden verwerkt.

Zijn leger slaat hij op in holle boomen, rotsspleeten, oude vossenholen en andere gaten in den grond, die hij toevallig ontmoet; ingeval van nood graaft hij zelf een hol.