United States or Eritrea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Aan 't rammelend rad vliegt de korf op en nêer; De zwoegende pomp gaat het water te keer; De moker rinkinkt, en de koker verwijdt: Voorbij zijn lagen van zandgruis en krijt: Nu glinstert... de steenkool!... De mijngroef ontsluit, En breidt tot spelonken en gangen zich uit, Tot straten en pleinen, door balken geschraagd, Waar 't lampjen de schaduw verlicht, niet verjaagt!

De overlevering heeft eenige ruwe strophen van het barbaarsch gezang bewaard, dat zij onder dat tooneel van brand en slachting met woeste stem uitgilde. Wet nu het glinst'rend staal, Zoon van den schitterenden draak! Ontsteek nu de fakkel, Gij dochter van Hengist! Niet voor het vreugdemaal glinstert het staal; Hard is het, breed en verschriklijk gepunt.

In het geheimzinnige maanlicht glinstert de wapenrusting als zilver in een bovenaardsche blankheid; bloedroode lichten stralen uit de torenkamers der toovenaars, en de bevallige gestalten van nymphen dwalen tusschen zee en bosch als levende manestralen.

Hij verheft zich in stralende kleuren, helder wit of heldergroen in de zon, zachtblauw in de schaduw, op het groenachtig blauwe water, afstekend tegen den blauwen hemel, en hij fonkelt en glinstert in het licht, alsof hij met diamanten bezet was. Als een machtige koning van de zee ziet hij eruit, gehuld in met edelsteenen bezetten grootschen hermelijnen mantel.

Als ik in den stal gedaan heb, rij ik wel even aan om m’n boterham te halen.” Buiten is ’t nog bijna nacht; de straatlantarens branden en werpen haar licht op de hard bevroren sneeuw en de gladgeloopen straat, die glimt en glinstert, als met diamantpoeder bestrooid.

Boomen met dik-bemoste stammen en takken; het mos glinstert van duizende druppels; op den bodem een mostapijt, waarin men wegzinkt. Over heele stukken is het alsof men door mosspelonken loopt. 17/18 Aug. Transportloopen van B naar C. 19 Aug. Rustdag; de dragers marcheeren nu achttien dagen achtereen in dit zware bergterrein en hebben rust noodig.

Maria! uw hart is zoo rein en zoo goed, Den dauwdrop gelijk, die daar glinstert in 't veld. Gij die aan 't doornloos bloempje ons denken doet, En zonder dat ge 't u ten taak hebt gesteld. De lelie schenk ik u dus tot beeldnis, Die als zij zich 's morgens ontsluit, Der geheele schepping tot vreugde is, Uit wier geur niets dan liefde ontspruit.

»Vaarwel thans!" zoo besloot Amasis dit gewichtig onderhoud met zijn zoon. »Vergeet niets van wat ik u gezegd heb, en dit vooral bid ik u, vergiet geen bloed! Wat er ook met Phanes geschiede, laat mij er niets van te weten komen. Want ik haat alle wreedheid, en zou niet gaarne willen, dat ik u, mijn zoon, moest verafschuwen. Hoe blijde glinstert thans uw oog!

Gij doet aan ’t hart, dat in ù leeft, beseffen: Gelooven, bidden is Mathilde’s plicht!” De Nacht week in het woud, en, bij haar vluchten, Heeft ze op struweel en bloem een dauwkristal Geweend, dat glinstert in de zon, en zuchten Luwt ze uit het woud, langs berg en beemd en dal;

Ze treedt aan het venster en ziet naar buiten in de straat. Alles wit. Hoe glinstert en fonkelt de sneeuw in de zon! En wat ziet de wereld er vroolijk uit! Het is lente, ondanks de sneeuw. De straatmusschen denken er blijkbaar ook zoo over en verkondigen het al tjilpend van de daken.