United States or Tanzania ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wat 'en gezicht Gijs zette, toen het bord met de wafels en de punch op tafel stond, en de mooie juffer noast 'm kwam zitten, en 'm onder de gladde kin streek is haast niet te zeggen. "Nou wat wou ie?" vatte Gerrit het woord voor Gijs op: "Denk ie dawwe die dinger niet allinnig op kunnen?" "Wees maar zoo boos niet," zei de juffer.

Toen 't op betoalen kwam, kneep ie de oogen dicht, en zei z'n krachtigste vloek: "Za'k verzinke!" Brommend verliet hij de kraam. Gijs volgde met glimmenden mond, en zei: "Voader 'k heb sloap."

"Och! joa, zie, weet je voader... 'k was zoo benauwd dat ze beduusd zou zin," zei Gijs weder, en besloot: "'k Zou wel is êfkes noar 't darp willen." "En de wrungel steet al op toafel!" sprak Meeuwsen: "He'k ooit zoo'n jong!" "Za'k moar?" zei Gijs met een innemend gezicht. "In 'en kertier weerum," beval de vader.

Mijntje had het duidelijk gehoord, en Kresel met de vrouw en de andere dochters, en de drie zoons, en de meiden en knechts allemaal, misschien ook de keeshond, die bij 't vuur lag, went die brak 't stilzwiegen af, en begos te brommen. "Noar de karmis!" zei de oom. "Noar de Amsterdamse karmis!" zeiden ze allen. "Joa," hernam Gijs, en dan op 't zulver harlozie ziende: "Negen zin d'r al um.

Wie weet, wat wij nog eens beleven, o jas!... ik denk er dikwijls an... ...jij bent dan nèt zoo grijs gebleven... ...alleen ontwaart men, misschien, èven ...een gaatje met wat rood d'r an... Maand-overzicht. Het is nu een maand geleden, dat ik met u te samen ging wonen, Jan, Gerrit, Gijs en Jacob, en in dien maand zijn wij soldaten geworden.

Groote Amerikaanse sphiegchel des gheheims!" "Loat me met vrêje!" zei Gerrit, en Gijs, die zien Mijntje toch wel is efkes had willen zien, werd door den ontstemden vader voortgetrokken.

Nu begon er een discours tusschen de beide boeren, zoo grommend, echt boersch, en tevens zoo zacht, alsof ze vreesden moeder de vrouw te zullen wakker maken; en eenige minuten later vertrok Gijs, met 'en nije blauwe pluummuts, na een: "G'en nacht voader," naar No. 72.

Of Gerrit aan die derde dacht, waar hij eerst met Gijs had gezeten, in tegenstelling met die eerste klasse zijner verbeelding, waar hij later een plaats heeft gehad; zeker is het dat hij huiverde op 't denkbeeld van die vijfde klasse, en 't antwoord was dan ook terstond gereed: "Erste klas man, erste klas!"

"Dat duut 't!" zei Jan Peter die knecht was, en 'en pik koolslaai zat te bekijken vóór hij dien innam: "Schouw geet 't 'r heer, dat versmeer ik oe." De spreker zweeg, de mond was gestopt. "Voader is 'r bij," zei Gijs geruststellend: "Nou Mijn, Atjuus, 'k mot vort!" 't Scheen wel of Mijn, die er voor een boerin lang niet slecht uitzag, van den slungel hield.

Eindelijk toen de wrungel met brood gereed stond, keek hij zijn vader vragende aan, en zei: "ik zou wel is...." Gerrit scheen het niet gehoord te hebben, althans er kwam geen antwoord. Gijs grinnikte, streek zich over 't haar; beschouwde toen het werktuig, waarmee hij die daad had verricht, en zei wat harder: "'k Zou wel is...." "Wat?" vroeg Gerrit.