United States or Samoa ? Vote for the TOP Country of the Week !


De kin en de keel zijn met een rondachtige, witte vlek geteekend. De oogen zijn donkerbruin, de pooten lichtbruinachtig; de snavel is zwart. Het is de Gierzwaluw, die wij van de eerste week van Mei tot Augustus onder schel geschreeuw door de straten onzer steden zien jagen of rondom de spitsen van oude kerktorens zien vliegen. Deze Vogel is ver verbreid.

Bij een windstoot gedurende een onweder werd te Cahors in Frankrijk op den 21sten September 1881 eene snelheid van honderd vier en negentig kilometers gemeten. Dat is de gemiddelde snelheid van een reisduif, welker vlucht slechts voorbijgestreefd wordt door die van de gewone zwaluw, welke zeven en zestig meters, en door die van de gierzwaluw, welke negen en tachtig meters in de seconde bedraagt.

Hij verschijnt veel vroeger dan zijn stamgenoot, de Gierzwaluw, aan de zuidkust van de Middellandsche Zee, reeds omstreeks het midden van Februari in Syrië, tegen het einde van Maart in Griekenland, niet veel later ook in Zwitserland, waar het tijdstip van zijn komst afhangt van de weersgesteldheid tusschen het einde van Maart en het midden van April.

De Gierzwaluw reist reeds in de laatste dagen van Juli af en is eerst in Mei weer hier; de langst achterblijvende trekvogels verhuizen eerst in November, en zijn reeds in Februari bij ons teruggekeerd. Hunne winterkwartieren beslaan een zeer uitgestrekt gebied; van sommige is het onbekend, waar zij eindelijk rust vinden.

Zij haakt zich hiermede behendig vast aan loodrechte muren en houten beschotten; bovendien gebruikt zij de scherpe klauwen ter harer verdediging. De Gierzwaluw is een schreeuwvogel en geen zanger; haar stem is een snijdend, krijschend geluid, dat door de syllaben "spie spie" of "krie" nagebootst kan worden.

Zij komen gezamenlijk aan, zoodat men ze daar, waar zij den vorigen dag in 't geheel niet waargenomen werden, plotseling bij dozijnen of zelfs bij honderden ziet; op dezelfde wijze verlaten zij een stad gewoonlijk alle te gelijk, in denzelfden nacht. Het is zelfs voor leeken niet moeielijk onze Gierzwaluw te herkennen.

De Gierzwaluw voedt zich met zeer kleine Insecten; het is moeielijk te bepalen, tot welke soorten deze behooren, daar zij voor 't meerendeel in de maag van den gedooden Vogel door de spijsvertering of althans door vergruizing zoo veel geleden hebben, dat zij onkenbaar zijn.

Men kan zich bijna geen hulpbehoevender wezen voorstellen, dan een Gierzwaluw, die niet vliegen kan en zich op den bodem moet bewegen. Van gaan is bij haar geen sprake. Zij is niet eens in staat om te kruipen. Men heeft beweerd, dat zij zich niet van den grond kan opheffen; dit is echter volkomen onjuist.

Stellig vliegen de Insecten, die haar voornaamste voedsel uitmaken, in zeer hooge luchtlagen en komen zij hier alleen bij zeer gunstige weersgesteldheid voor. Want dit alleen kan een verklaring leveren van de zoo late komst van de Gierzwaluw en van het feit, dat zij op verschillende plaatsen op ongelijke tijden verschijnt en er meer of minder lang blijft.

Bij ons geschiedt dit meestal in reten van muren van hooge gebouwen en onder balken. Elders nestelt de Gierzwaluw vaak in holle boomen, zeldzamer in den grond, in holen van steile glooiingen.