United States or Norway ? Vote for the TOP Country of the Week !


Grantaire nam een tabouret en zette zich. Toen Gibelotte Grantaire zag, zette zij nog twee flesschen wijn op de tafel. Dit maakte te zamen drie. "Wilt gij dan twee flesschen ledigen?" vroeg Laigle aan Grantaire. Grantaire antwoordde: "Allen zijn schrander, gij alleen zijt onnoozel. Nooit hebben twee flesschen een man verschrikt." De anderen waren begonnen met eten. Grantaire begon met drinken.

Gibelotte ging beladen met puin en gruis heen en weer. In haar vermoeidheid hielp zij aan de barricade. Zij bediende de barricade van steen, zooals zij de drinkers van wijn zou hebben bediend, steeds met slaperig gezicht. Een omnibus met twee witte paarden reed aan 't einde der straat voorbij.

Zij gingen aan een tafeltje zitten. De herberg was ledig, er was niemand dan zij. Gibelotte, die Joly en Laigle kende, zette een flesch wijn op de tafel. Terwijl zij met de eerste oesters bezig waren, verscheen een hoofd boven het trapluik, en een stem zeide: "Ik kwam voorbij en rook op de straat een heerlijken geur van Briekaas, en daarom kom ik." 't Was Grantaire.

Twee dienstmaagden, Matelotte en Gibelotte genoemd, die nooit andere namen schenen gehad te hebben, hielpen madame Hucheloup op de tafeltjes de kruiken met blauwen wijn en de spijzen te plaatsen, welke den hongerigen in grof aardewerk werden voorgezet.

Terwijl Courfeyrac bezig was met een weinig de herberg af te breken, poogde hij de weduwe herbergierster te troosten. "Beklaagdet ge u niet onlangs, moeder Hucheloup, toen men procesverbaal tegen u opmaakte, wijl Gibelotte uit het venster een bedkleedje had uitgeschud?" "Ja, mijn goede mijnheer Courfeyrac. Ach, goede God, wilt ge mij ook deze tafel op dat leelijke ding zetten?

Er was niemand in de herberg noch op de straat, iedereen was "naar de gebeurtenissen gaan kijken." "Is het middag of middernacht?" riep Bossuet. "Men ziet geen hand voor de oogen. Licht, Gibelotte!" Grantaire was treurig en dronk. "Enjolras veracht mij," bromde hij. "Enjolras heeft gedacht: Joly is ziek, Grantaire is dronken. Hij heeft Navet dus tot Bossuet gezonden.

In de biljartkamer waren vrouw Hucheloup, Matelotte en Gibelotte, ieder op verschillende wijze door den schrik bevangen, de eene versuft, de andere hijgend, de derde levendig, bezig oud linnen te scheuren en pluksel te maken, hierbij geholpen door drie opstandelingen, harige, gebaarde snaken, die met naaistershanden het linnen plozen en de vrouwen deden beven.

Gibelotte was lang, tenger, smachtend, bleek, met blauwe kringen om de oogen, en half neergeslagen oogleden, immer bedrukt en afgemat, iets als een chronische vermoeidheid; zij was het eerste bij de hand, de laatste te bed, bediende iedereen, zelfs de andere dienstmaagd, stil en zacht, glimlachende onder haar vermoeidheid met een dommelig lachje. Er was een spiegel boven de toonbank.

En zich tot madame Hucheloup wendende, voegde hij er bij: "Antieke, door het gebruik gewijde vrouw, nader, opdat ik u aanschouwe!" Joly riep: "Matelotte en Gibelotte, geeft Grantaire niet meer te drinken. Hij verteert schrikkelijk veel geld. Sedert van morgen heeft hij reeds aan allerlei uitspattingen twee francs vijf-en-negentig centimes verspild."

Den 5 Juni gingen zij 's morgens naar Corinthe ontbijten. Joly had een zware verkoudheid, welke Laigle met hem begon te deelen. De rok van Laigle was kaal, maar Joly was goed gekleed. 't Was omstreeks negen uren 's morgens, toen zij de deur van Corinthe openden. Zij gingen naar de eerste verdieping. Matelotte en Gibelotte ontvingen hen. "Oesters, kaas en ham," zei Laigle.