United States or Germany ? Vote for the TOP Country of the Week !


En werkelijk, terwijl hij zich over straat en naar 't Damrak begeeft, is er niemand van hen, die onder de hooge luifels voor hunne woningen gezeten zijn, die niet oprijst, geen der voorbijgangers, die niet de hand aan de kaproen brengt om hem te groeten; want ieder kent hem en draagt hem hoogachting toe; en, al is Willem Eggert een Gentenaar van geboorte, toch is hij met hart en ziel aan zijne nieuwe woonplaats verknocht; en, zoo hij er zelf welvaart en vermogen vergaderd heeft, hij doet er anderen ruimschoots in deelen.

De dappere mannen, die de brieven ontvingen, zijn: Adriaan van Bergen, heer van Dolhain; de baron de Montfaucon, Lodewijk van Brederode; Albrecht van Egmond, zoon van den gehalsrechte en geen verrader lijk zijn broeder; Berthold Enthens van Mentheda, de Fries; Adriaan Menningh, Hembyse, de trotsche, vurige Gentenaar, alsmede Jan Brock.

"Er woont een man in Gent die een leeuwenhart heeft. Kent men Jan Borluut niet door de ganse wereld? Ik ben zeker dat, indien hij de zaak wilde onderzoeken, hij bevinden zou dat zijn vaders Macecliers waren, of zo iets dergelijks; want Mijnheer Jan gelijkt aan een Gentenaar als een stier aan een schaap."

Onder de ons bij name bekenden vinden wij een paar "sprekers", die wij spoedig als dichters van beroep nader zullen leeren kennen: BOUDEWIJN VAN DER LOREN, waarschijnlijk een Gentenaar en AUGUSTIJNKEN VAN DORDT. Hunne niet talrijke werken geven ons eenigszins een beeld van de in dit hoofdstuk behandelde poëzie.

Groot was derhalve de verbazing, de verontwaardiging, de verbolgenheid der Hollandsche Edelen, toen in 1410 de Gentenaar Willem Eggert, die zich te Amsterdam had nedergezet en er handel dreef, door den genoemden Vorst tot Trezorier van de Grafelijkheid werd benoemd.

Ten Oosten van de stad daagt een overschot van het oude Raspaillenwoud. Daar gaan de kinderen in den zomer «kozijnen» of blauwe kraakbeziën en «rambanzen» of braambessen plukken; daar bezong de Gentenaar DANI

SIMON VAN ASSCHE, een Gentenaar, herbouwde het stadhuis in 1417 en volgende jaren. GILLIS PAUWELS, van Brussel, vervaardigde «eene wandelinghe of borstweere» boven den gevel; JAN RUEELE en WILLEM EUBINS, beiden van Kortrijk, kapten andere versieringen. In de nissen stelde men beelden van heiligen.