United States or Macao ? Vote for the TOP Country of the Week !


"O," viel Go even met warmte in, "als je mee was geweest in die arme gezinnen, als je gezién hadt de armoe en de ontbering, ik geloof, dat je dan zélf 'n oogenblik je theorie van rechtvaardigheid hadt vergeten, dat je ook bescháámd zou hebben gestaan over onze zorgelooze weelde, terwijl er zoo ontzettend geleden wordt, vlakbij."

Maar hij had nooit de dwaasheid zijne intellectueele ontwikkeling te doen ophouden door het aannemen van eenig geloof of systeem.

Geloof mij, jonge man! dat ik hier niet spreek van eene onderstelling uit de lucht gegrepen om u te verschrikken.

Den 18 dezer ging ik 's morgens vroeg uit, om de vermaarde Beaume of Grot de Rolland te zien; onder anderen verzeld door den zoon van een Koopman, aan wien ik hier aanbevelingsbrieven had. Wij hadden ons van eenige fakkels en kaarsen voorzien, en dewijl de berg van Marseille Veire, waar deze grot is, wel twee uren gaans van de stad afligt, en men daar zijnde eenen zeer moeijelijken weg heeft, namen wij, om ons niet te veel te vermoeijen, voor 3 livres een cariole, die ons moest brengen aan het gehucht Bonavenne, digt bij de buitenplaats van den Heer Borelly, dat omtrent twee derde van den weg is; daar ter plaatse woont een wegwijzer, zijnde een bakker, die gewoon is, om de vreemdelingen naar en in de spelonk te geleiden. Ik kwam met hem over een voor een kleine som. Na in een herberg, die hier digt bij staat, wat ontbeten te hebben, voorzag onze leidsman zich van vuurslag en zwavelstokken, en wij trokken op het pad, en kwamen niet verre van daar langs den oever van de zee, waar ik een menigte ballen van onderscheidene grootte vond liggen, veel overeenkomst hebbende met die, welke men wel in de maag van het rundvee vindt. Deze ballen, uit vezeltjes van zeeplanten en diergelijken bestaande, worden door de beweging van het water op het strand gedurig gerold, en krijgen daar door een zekere vastigheid en ronde gedaante. Wat verder op komt men aan een boschje van pijnboomen, dat aan onzen geleider behoorde; zij stonden bijna op de barre rots, en aan de schrale zeewinden blootgesteld, en evenwel groeiden zij nog. Hoe vele plaatsen zijn 'er niet in onze duinen, waar zij beter zouden groeijen, en deze liggen geheel ledig. Een schaapskooi, van ruwe stukken steen onder tegen eene rots in een klein dal gebouwd, maakte geene onaardige vertooning; hier moesten wij tegen de rots op, en vervolgens langs een zeer steilen weg weder benedenwaards klimmen, tot aan den ingang van de spelonk, die omtrent ter halver hoogte is van den berg. Men moet 'er op knieën en ellebogen inkruipen, en dan heeft men eene plaats, waar men weder overeind kan staan, hier staken wij, hoewel met veel moeite, door den wind, die in het gat blies, onze flambouwen aan, kropen vervolgens weder een enge opening door; het geen wij naderhand, wat verder in de spelonk, nog eens verpligt waren te doen. Van tijd tot tijd zetten wij een brandende kaars; hier was het nu een ruime en hooge gang, doch de grond was zeer afhellende, en door de vochtigheid zoo glibberig, dat men dikwijls moeite had, om zich over eind te houden. Omziende zagen wij een van de kaarsen in het verschiet en zeer hoog, zoo veel waren wij al afgeklommen. Aan de wanden en het gewelf zag ik hier en daar kegels van een geelachtigen steen (spath), maar hier waren de schoonste. Twee pijlaren verheffen zich tot eene aanmerkelijke hoogte, zij hebben eenigzins de gedaante van palmboomen, zijnde boven aan het breedste; tusschen beide ziet men, om zoo te spreken, het voetstuk van een derde kolom, deze heeft wel wat van een antiek altaar; boven dit een en ander ziet men van het gewelf, dat zeer hoog is, als een stuk doek met plooijen nederwaarts hangen; alles ziet zwart door den rook der fakkels, het geen deze vertooning nog ontzaggelijker maakt. Aan de linkerhand van den ingang komende, is een gat, dat zes of zeven voeten omtrek mag hebben; naar het geluid door het rollen der steenen, die wij 'er in wierpen, moet hier een zeer diepen afgrond zijn; digter bij den ingang hadden wij nog een diergelijk gat gevonden. Verder opgaande, zoo ver men komen kan, toonde onze leidsman ons aan het eind nog een gat in den wand, als een oven, en verhaalde ons, dat zijn broeder de stoutheid gehad had van hier intekruipen, en 'er wel een halfuur in had doorgebragt, doch vond het overal zeer naauw; daar wij geen zin hadden, om zijn voorbeeld te volgen, keerden wij terug. Hier en daar ziet men kleine kommen met water, het welke wij ook op verscheidene plaatsen voelden druipen: het is dan ook door deze zijpeling van het water door de rots, naar het mij voorkomt, dat die kegels (stalactiten) in allerlei gedaanten worden voortgebragt; de steen- en aardachtige deelen, die het water met zich voert, hoopen zich op of blijven aan elkanderen hangen en kristalliseren zich; want eenige stukken van kegels afslaande, vond ik het van binnen ringsgewijze samengesteld uit rooden steen en geelachtige kristallen. De beeldhouwer Puget wilde 'er de twee pijlaren, waar ik u van gesproken heb, uit laten nemen, om dezelven te bewerken, en ik geloof wel, dat zij, gepolijst zijnde, fraai zouden. wezen; doch het was jammer, dat men die trotsche voortbrengsels der natuur van hier weg nam. Wie weet hoe vele eeuwen 'er noodig geweest zijn, om ze daar te stellen, en dit werk zou men verwoesten om de pracht en weelde te tooijen; ligtelijk komt men wel weder eens op dien inval, doch ik hoop, dat de overheid 'er voor zorgen zal. Door den tijd zullen de pijlaren zich waarschijnlijk met het geen 'er boven hangt, in de gedaante van een geplooid doek, vereenigen, en welke zonderlinge verschijnsels kan de natuur hier nog opleveren. Zou men ook, daar deze pijlaren zoo lang staande zijn gebleven, niet mogen veronderstellen, dat hier gedurende dien tijd geen zware aardbevingen hebben plaats gehad? Behalve den weg, dien wij gegaan waren, zijn 'er nog eenige andere wegen in deze spelonk; maar zij zijn niet diep. Ik had geen thermometer bij mij, doch volgens daar van gevonden aanteekeningen staat dezelve in het diepste gedeelte van dit onderaardsch gewelf, het gansche jaar door op 11 graden, schaal van Reaumur. Men behoort zich dan, vooral als de buitenlucht warm is, niet te luchtig te kleden, wanneer men deze spelonk gaat bezoeken, ook moet men niet veel goeds aandoen, om dat het ligtelijk bederft, niet alleen door het vuil te maken, maar zelfs door het te scheuren; want men treft gaten aan, waar men als in een schoorsteen moet inklimmen. Aan een paar flambouwen heeft men genoeg, omdat meêr te veel rook veroorzaken; maar van kaarsen moet men zich wel voorzien, om die hier en daar neder te zetten. Dit hol, zoo verlicht zijnde, levert een zonderlinge doch akelige vertooning op, en zij die een' tempel van Pluto of hellegrot willen teekenen, 't zij voor een tooneel-decoratie of anderzins, raad ik, om dit voor een model te nemen . De rots, waar in deze grot is, behoort thans aan den Heer Rostan te Marseille volgens het zeggen van onzen leidsman. De naam van de landstreek is Moredon. In het terug keeren, in plaats van buiten tegen de steile rots niet ver van de opening of ingang der spelonk weder op te klimmen, wees onze leidsman ons een gat binnen in dezelve, dat hij zeide, dat gemakkelijker was. Hier klimt men in als in een engen toren, en zoo doende komt men op een punt van de rots uit. Dit alles is voor menschen, die het bergklauteren niet gewoon zijn, een vreemd werk. Om de verandering bragt onze leidsman ons gedeeltelijk langs een' anderen weg door een buitenplaatsje, waar nog al eenige boomen stonden, en waar men ons goede druiven en vijgen gaf. Overal hier omstreeks langs de zee, vangt men om dezen tijd een menigte kwakkels, met een soort van netten, die men bij ons flouwen noemt. De kwakkels, om dezen tijd trekkende, worden door lokvogels hier naar toegelokt, en legeren dan om die kooijen, die bij menigte aan staken onder elkanderen hangen; men maakt vervolgens gerucht, waar door zij verbijsterd in de netten vliegen. Dit geschiedt gemeenlijk 's morgens zeer vroeg; bij dit buitenplaatsje zag ik zulk een toestel voor die vogeljagt. Men vangt 'er op die wijze zeer veel, zelfs naar men ons verzekerde tot 300

"Ik weet," hernam De Witt met nadruk, "dat Uwe Hoogheid verstandiger is dan de leden Harer partij, die gaarne ons arm land tot een tooneel van volkstumult en burgeroorlog zouden willen maken. Geloof mij, Prins! zij zijn Uwe ware vrienden niet." "Ik zal Uwe Edelheid niet langer ophouden," zeide de Prins. "Haar tijd is te kostbaar. Mag ik U een plaats in mijn karos aanbieden?"

Die oorlog wordt gevoerd in de geheimzinnige wereld van mijn binnenste, als het om de oprechtheid mijner gevoelens, de eerlijkheid mijner toekomst-droomen te doen is; als het mijne twijfelingen en mijn geloof, mijne voorgevoelens en opwellingen van het oogenblik geldt.

Alles wat niet spijkervast was in de kamer, werd stuk geslagen. Ze gingen te keer als van den duivel bezetenen; zooiets was hun nog nooit overkomen. Zij hadden den Scheriff een poets willen bakken en nu waren zij door hem bij den neus genomen. Zij konden bijna niet tot bedaren komen en leken wel woedende stieren, voor wie niets helpt dan de vlucht. Dat geloof ik graag. En wat deed de bode?

Echter, 't zij nu dat deze ongunstige beschikking van den Bisschop werkelijk gegrond was op zijn geloof aan zijn goed recht, het zij dat hy ze alleen voorwendde, ter strengere handhaving van zijn gezach hy liet zich eindelijk door bidden en dreigen van Sweder en diens vrienden bewegen, om hem met het Burchtgraafschap te beleenen, maar op de zelfde voorwaarden, waarop Heer Henric dat ontfangen had.

Daags vóór paschen kwam Itzig en haalde het laatste voer koren en de molenaar zeide bij 't middageten tot zijne vrouw en Fieken: "Zie zoo! van hem zijn wij af; hij heeft zijn geld." Zijne vrouw en Fieken zwegen stil, en de molenaar vierde geen recht paaschfeest in zijn hart, want een blijmoedig geloof aan eene zekere toekomst wilde niet in hem verrijzen.

Het wekt dan ook geenszins onze bevreemding, dat de Egyptenaren in hun godsdienstige voorstellingen steeds terugkeerden tot het licht, dat voor hen het zinnebeeld en de bron van alle leven was; dat zij al de kracht van hun geloof samenvatten in die zonnemythen, waarin zij hun denkbeelden omtrent het leven aan deze en gene zijde des grafs nederlegden, denkbeelden, die onder andere vormen zijn blijven voortbestaan en nog steeds worden gehuldigd in een wereld, die, zonder zich daarvan bewust te zijn, veel heeft te danken aan de wijsheid der oude bewoners van Egypte.