United States or Turkey ? Vote for the TOP Country of the Week !


De wind had de plank omgeblazen; maar de storm was voorbij. «Wat zegt ge wel van dat gekraaivroeg de haan aan de kippen en de kuikentjes. «Het was een weinig ruw, de elegantie ontbrak er aanEn kippen en kuikentjes betraden den mesthoop, en de haan betrad dien ook met een deftigen stap.

Beide onderscheiden zich door hun stem; die van den Dsjungelhaan klinkt, volgens Tennent, als "George-Joye"; die van den Sonnerathaan is een hoogst zonderling, gebroken geluid, een onvolkomene, maar onbeschrijfelijke soort van gekraai. Het Bankiva-hoen heet op Java wegens het geluid van den haan "Bekéko". Alle vier soorten dragen veel bij tot het verlevendigen van het woud.

Zij gilden en zongen, en stampten met hun klompen op de klinkende straatkeien, om de rustige, slapende burgers ook eens goed te ergeren; zij schudden aan de enkele, nog brandende lantarens in de stille, donkere straat; zij keften tegen de razend-keffende hondjes achter de gesloten deuren, kraaiden op 't gekraai der hanen, en bootsten ook het gemiauw van katten na; en midden op de brug van het kanaal dansten zij hand aan hand een ronde, stampvoetend dat de ophaalketens in hun hengsels ervan schommelden en klapperden.

Zie, ook in de bedstede dáár in dien hoek, roert zich de slapende. "Heija! heisa! suja, suja, deine!" zingt Peter zacht, terwijl hij de slaapplaats van 't jongske zoo snel mogelijk doet heen en weder gaan. 't Baat niet; 't gekraai wordt schreeuwen.

De stilte van den morgen werd alleen nu en dan afgebroken door het dof geloei der runderen in den stal en het gekraai van den wakkeren haan, die met zijn kakelbonten harem over het erf kuierde en het rijzend zonnelicht begroette, dat allengskens aan dit natuurtooneel leven en beweging kwam bijzetten.

Te Bellem, aan den oever van de Brugsche vaart, kwamen Uilenspiegel en Lamme eenen ruiter tegen, met drie haneveeren op zijn vilten hoed, en die spoorslags naar Gent reed. Uilenspiegel zong als de leeuwerik en de ruiter hield zijn peerd in, en antwoordde met Kanteklaar's helder gekraai. Brengt gij tijdingen mede, onstuimige ruiter? vroeg Uilenspiegel. Gewichtige tijdingen, antwoordde de ruiter.

Het gekraai van een haan schrilde door de lucht. Andere hanen gaven daar antwoord op; het was de morgen, en achter de oranje-boomen daagden de tinnen van zijn paleis. Maar voortschrijdend hier langs den akker-kant zag hij op drie schreden afstand roode patrijzen fladderen in de stoppels. Hij gespte zijn mantel los en wierp dien op de vogels als een net.

De zeven vertrokken naar Petegem, langsheen de Leie, en leidden de serjanten en de meidekens mede. Onderweg murmelden zij: 't Is van te beven den klinkaard! 't Is van te beven den klinkaard! Met den dageraad kwamen zij nabij het kamp. Zij zongen als de leeuwerik en het gekraai van den haan antwoordde hun. De meidekens en de serjanten werden van dichtbij bewaakt.

Goeden zijn zij, die op 't gezang van den leeuwerik antwoorden met 't krijgshaftig gekraai van den haan. Hier zijn vijftig gulden. Wees moedig en trouw. De assche klopt op mijn hert, antwoordde Uilenspiegel. En hij toog henen. Met oorlof van den koning en van den hertog, mocht hij, naar believen, alle wapenen dragen. Hij nam zijn goede radbus, patronen, alsmede droog kruit.

Of wel, wij kunnen in booten naar een der naburige eilanden varen: naar Zaet, waar twee oude monniken wonen, en eene talrijke kudde schapen in de weide graast; naar Muksalmi, waar ons het geloei van runderen en het gekakel en gekraai van gevogelte in de ooren klinkt.