United States or Ethiopia ? Vote for the TOP Country of the Week !


De groene kleur heeft bij hem de overhand; zij gaat op den bovenkop in geel, op het aangezicht in geelbruin over; de onderdeelen zijn lichter, het midden van borst en buik is roodachtig; de pooten zijn geelbruin. De beide middelste staartpennen zijn blauw, de overige zwart met gele spitsen.

Maar toen zij even doorgeloopen had, keek zij verbaasd om zich heen. Wat was dat? Liep ze nu opeens door een stad van een paar eeuwen geleden? Alles zag er zoo geheel anders uit dan zooeven. Schilderachtige oude, geelbruin en donker getinte geveltjes werden tooverachtig verlicht door enkele verdwaalde zonnestralen, die de schemering, die in deze straat heerschte, nog sterker deed uitkomen.

De borst en de bovenarmen zijn smal en op lange na niet zoo gevleescht als bij het Paard; ook het achterstel is schraal; de ledematen zijn buitengewoon licht en fijn, en tevens tamelijk lang. De kleur van den Dziggetai is licht geelbruin; de neus en de binnenzijde der ledematen hebben een vaal-gelen tint; de manen en de staart zijn zwartachtig.

Ziehier echter eenige algemeene aanduidingen over de kleur des honigs: De honig der meeste fruitboomen is wit, doch die der kriekeboomen is goudgeel; de slooren en de mostaardplant geven eenen honig, zoo klaar als water; de lindeboom verschaft gelen of donkergroenen honig, die klaar of troebel zijn kan; de acacia levert er witgroenen op; de bloemen van velden en weiden brengen geelgroenen of lichtbruinen honig voort; de honig, geoogst op hoogroode klaver, is zoo klaar als water, stroogeel of citroengeel; die der dennenboomen is geelbruin of geelgroen, terwijl die der boekweit donkerbruin gekleurd is.

De jongen zijn allerliefste schepseltjes, ook reeds door hun uiterlijk. Hun donzen kleed vertoont aan de bovenzijde een mengelmoes van geelbruin, roestgeel, roestbruin en zwart, terwijl aan de onderzijde lichtere kleuren de overhand hebben; de teekening bestaat uit onafgebrokene reeksen van vlekken.

De oogen zijn levendig geelbruin, gedurende den paartijd bij het mannetje cochenille-rood, het ooglid is koraalrood, de snavel donkerblauw, de poot lichtgrijsachtig blauw. Totale lengte 19.5, staartlengte 8.5 cM. Het wijfje is gemakkelijk te herkennen aan de gevlekte onderzijde.

In kleur stemmen zij met hun omgeving overeen; de grondkleur is helder bruingeel, soms zuiver, soms groenachtig of roodachtig getint; de schaalvlekken wisselen af van licht tot donker violetgrijs, de overige vlekken van geelbruin tot roodbruin. Ook de Woestijnhoenderen hebben in den mensch hun ergsten vijand; want tegen de meeste roofdieren zijn zij beveiligd door hun snelle vlucht.

De over 't algemeen dichte vacht, die rondom het aangezicht, aan den buik en achter de pooten langer is dan aan de overige lichaamsdeelen, kan uit lange of korte, gladde of gekroesde haren bestaan; haar kleur wisselt af door alle tinten van zwartbruin tot donkerrood en geelbruin, of van zwartachtig grijs en zilvergrijs tot een vale isabelkleur; de witte halsband, die bij jonge dieren dikwijls voorkomt, blijft vaak tot op hoogen leeftijd aanwezig, of komt dan weder, evenals in de jeugd, te voorschijn.

Bovendien hebben zij honden van Samoyeedsch ras, zoo groot en bijna even wild als wolven; sterk behaard, en geelbruin of zwart en wit van kleur.

Hij is ongeveer even groot, in den regel echter forscher ontwikkeld en lager op de pooten dan de Sanga; het oor is lang en hangend, de hoornen zijn opmerkelijk kort; de kleur biedt meer verscheidenheid aan, daar het gewoonlijk voorkomende rood- of geelbruin, dikwijls plaats maakt voor vaalgeel of wit, terwijl ook gevlekte Zeboes niet zeldzaam zijn.